Voor de afwisseling weer eens een duikje in het verleden. Het altijd boeiende
verleden. Om de een of andere reden heeft geschiedenis de naam stoffig en saai
te zijn. Volkomen ten onrechte: geschiedenis is net zo stoffig en saai als je
het zelf maakt. Geschiedenis prikkelt de verbeelding en als je er oog voor hebt
ligt op elke hoek de emotie voor het oprapen. Oók het archief van de gemeente Horst
aan de Maas bevat tal van documenten die het leven van soms honderden jaren
geleden dichtbij brengen, welhaast tastbaar maken. Zoals het proces-verbaal, opgemaakt
na het overlijden van Martin Bom, en diens overlijdensakte (klik op de afbeeldingen om ze te vergroten).*
Woensdag 12 juni 1833. Om zeven uur ’s avonds verschijnt boer Antoon de Bijl bij
Leonard Neujean, assessor (een functie enigszins vergelijkbaar met de
huidige wethouder) van de gemeente Horst en Sevenum. De Bijl verklaart dat hij die
middag ‘in de Peel’ een van turf gemaakte hut heeft zien afbranden. Daarbij is
een dodelijk slachtoffer gevallen: de omstreeks tien jaar oude Martin Bom, ‘welke
in genoemde hut zich te slapen had nedergelegd’.
Om zeven uur de volgende ochtend begeeft Neujean zich samen met de veldwachters
Jan Hermans en Pieter Peeters naar de plek van de afgebrande hut. Neujean: ‘Aldaar
gekomen zijnde, hebben wij hetzelve [kind] zoodanig verbrand gevonden, dat het
ons noodzakelijk scheen om hetzelve dadelijk ter aarde te doen bestellen.’ Neujean
spreekt vervolgens met de dagloners Jan Dings (31) en Jakob Buijssen (58) en boer
Theodor Christiaens (31). Zij zijn alle drie getuige geweest van de brand, maar
kunnen het ontstaan ervan niet verklaren.
Nog diezelfde dag komen Pieter Weijs (63) en Jan de Bijl (21), allebei dagloner
en allebei het schrijven niet machtig, bij Neujean aangifte doen van het
overlijden van hun buurjongen. Uit de overlijdenakte blijkt dat Martin een dag
eerder omstreeks drie uur moet zijn overleden, slechts 11 jaar oud. Wat Antoon
de Bijl omschreef als een van turf gemaakte hut in de Peel heet in de overlijdensakte
‘het huis gelegen aan den Oostenrijk in deze gemeente’.
Al te veel fantasie is niet benodigd om je dit drama voor ogen te kunnen
toveren. Daarnaast is er ook het nodige om aan de verbeelding over te laten. Hoe
is de brand ontstaan? Waarom legt een 11-jarige jongen zich om drie uur ’s
middags te ruste? Waarom duiken de ouders van Martin, Pieter Bom (1778-1848) en
Petronella van Kempen (1786-1844), niet in het verhaal op? Worden ze gekweld
door zelfverwijten? Zijn ze de klap van het overlijden van hun tweede kind
(dochter Maria Petronella was in 1818 negen dagen na haar geboorte overleden) nog
te boven gekomen?
* De genoemde documenten bevinden zich in de archieven van de gemeente Horst (1579-1939) in de inventarisnummers 5118 en 5887.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten