De strijd is gestreden, de race gelopen, de wonden worden gelikt. De vrede is
niet getekend, daarvoor zijn de geslagen wonden te diep.
Geen enkel dossier heeft de afgelopen jaren zulke heftige emoties opgeroepen in
de Horster politiek als de verkoop van de Kasteelboerderij. Twee kampen stonden
lijnrecht tegenover elkaar: D66 en SP, die vanaf het begin luidkeels hun
onvrede uitten over de gang van zaken bij de verkoop, versus het gemeentebestuur
en de coalitiepartijen CDA, Essentie en PvdA, die alle ophef van D66 en SP niet
begrepen. Ook tijdens de raadsvergadering van afgelopen dinsdag regende het over
en weer bittere verwijten. Vermoedelijk voor de laatste keer: D66 en SP zullen nu
de moed opgeven, dunkt me.
Resteren drie fundamentele vragen waarop wat mij betreft nooit een bevredigend
antwoord is gekomen. In oplopende mate van belangrijkheid:
1. De Kasteelboerderij is uiteindelijk voor 2 ton (of nog minder) verkocht, terwijl de WOZ-waarde 4 ton bedroeg. Hoe valt het enorme verschil tussen de WOZ-waarde en de waardebepaling door twee taxateurs (2 ton) te verklaren?
Geopperd is wel dat de (slechte) staat van de Kasteelboerderij ten grondslag ligt aan dit verschil. Maar in de WOZ-waarde is de staat van onderhoud toch verdisconteerd? Zie ik het te simpel als ik veronderstel dat het verschil ofwel iets zegt over de kwaliteit van de WOZ-waardebepaling ofwel over de kwaliteit van de waardebepaling door de twee taxateurs?
2. Als de Kasteelboerderij al zo nodig moest
worden verkocht, waarom is ze dan niet in de openbare verkoop gedaan?
Behalve Eric Janssen, die zijn interesse al jaren eerder kenbaar had gemaakt en
in 2015 uiteindelijk ook eigenaar werd, waren er nog meer geïnteresseerden in
de Kasteelboerderij, zo werd me toevallig vanochtend nog eens bevestigd. Als bekend
was geweest dat ze te koop stond, waren er misschien nog wel meer gegadigden
gekomen. Waarom hebben anderen geen kans gekregen?
3. Waarom moest de Kasteelboerderij
worden verkocht en waarom heeft daarover van tevoren geen openbare discussie
plaatsgevonden?
De (ver)nieuwbouw van gemeentelijke bezittingen als ’t Gasthoês en het
zwembad is goed voor vele tonnen kostende onderzoeken en voor kopgroepen, denktanks
en wat dies meer zij. Prima. Maar waarom wordt een andere gemeentelijke
bezitting, de Kasteelboerderij, dan in een vloek en een zucht voor een
habbekrats verkocht? Waarom is de gemeenteraad niet vooraf geïnformeerd over
het voornemen van het gemeentebestuur om de Kasteelboerderij te verkopen? Het
formele argument van het gemeentebestuur is dat het in het geval van de
Kasteelboerderij ging om een transactie van minder dan een half miljoen euro. Zulke
transacties behoeven geen goedkeuring vooraf van de gemeenteraad. Alleen is dat
wel heel erg kort door de bocht geredeneerd in het geval van een pand met een minstens
even grote cultuurhistorische waarde als bijvoorbeeld ’t Gasthoês.
Wat ik in de hele discussie heb gemist is een visie van het gemeentebestuur op
de omgang met in gemeentelijk bezit zijnde rijksmonumenten in het algemeen en die
met de Kasteelboerderij in het bijzonder. Is het bijvoorbeeld wel zo verstandig
cultureel erfgoed te verpatsen aan private partijen? Is alles te koop? Of is de
overheid uiteindelijk toch de beste hoeder van het verleden? En wat de
Kasteelboerderij betreft: waarom niet rustig de tijd genomen? Wat was de visie
van de eigenaar, de gemeente, op de toekomst van de Kasteelboerderij? Was er wel
een visie? Of was de visie van de ondernemer of die van de initiatiefnemers van
de sportzone de visie van het gemeentebestuur?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten