‘De kelder is in 1924 al eens geopend.
Daar zijn mondelinge getuigenissen van. Maar in archieven is niks
aangetroffen.’
Aldus de Horster deken Alexander de Graaf Woutering, twee weken geleden in
dagblad
De Limburger. Met ‘de kelder’
doelt de deken op de grafkelder van de familie Van Wittenhorst, de voormalige
bewoners van kasteel Huis ter Horst. Die grafkelder ligt ergens onder de vloer
van de huidige Sint-Lambertuskerk. Al decennia lang koesterde de deken de wens
‘m op te graven en dit voorjaar gaat het dan eindelijk gebeuren volgens de
krant.
Spannend! Hoewel? Ik wil de voorpret van de deken niet bederven, maar in
tegenstelling tot wat hij in
De Limburger
zegt (of althans de journalist heeft genoteerd) is de opgraving uit 1924
namelijk wel degelijk gedocumenteerd. En wel in 1925 in het
Limburg’s jaarboek, door J.A.L. van
Soest en M.J. Janssen. Deze pastoors van respectievelijk Broekhuizenvorst en
Meerlo waren door deken Theo Creemers uitgenodigd om op maandag 10 november
1924 nader onderzoek te doen naar de grafkelder, nadat die enkele dagen eerder
bij werkzaamheden in de kerk was ontdekt. Wat troffen beide heren aan?
‘Een eenvoudig kelderruim van 2.50 meter
lengte en 1.85 m. breedte en 2.30 m. hoogte, overspannen met een gewoon
tongewelf. Deze ruimte was in drie verdiepingen gescheiden door ijzeren
dwarsstaven, waarop de lijkkisten stonden. Wijl de onderste rij staven slechts
30 à 40 centimeter boven den vloer was aangebracht, kunnen op dien vloer
bezwaarlijk kisten gestaan hebben. Op de onderste staven bevonden zich twee
kisten, waarvan het hout geheel vermolmd was en alleen de looden binnenkist
zonder deksel was overgebleven. Op de bovenste staven ter rechterzijde van den
muur de kist van Willem Vincent baron van Wittenhorst † 1674 (…); daarnaast
eene andere kist zonder deksel, nl. die zijner 1ste echtgenoote Wilhelmina van
Bronckhorst, waarbij een heel klein looden kistje bevattende een kinderlijkje,
een dochtertje van voornoemden Jan Vincent. In den grafkelder werden in het
geheel elf schedels gevonden en meerdere beenderen, afkomstig van vroegere
bijzettingen. De twee lijkkisten op de onderste staven bevatten het gebeente
van Anton Udalrik graaf van Frésin † 1724 en zijne echtgenoote Anna Maria
Alexandrina Teresia van Wittenhorst (…) geboren 1672 en † 15 augustus 1738.’
Van Soest en Janssen vermelden in hun artikel ook de opschriften op de
lijkkisten, maar daar zal ik u verder niet mee vermoeien. Aardig om te
memoreren is nog wel dat beide pastoors overtuigd waren van het historische
karakter van hun missie, want ze noemen de kelder een ‘thans voor goed gesloten
groeve’.
Wat ze niet konden weten, was dat de Sint-Lambertuskerk nog geen twintig jaar
later door oorlogsgeweld zou zijn verworden tot een grote puinhoop. Een
puinhoop waarop een nieuwe kerk zou worden gebouwd. Voorafgaand aan of tijdens
die bouw is de ‘thans voor goed gesloten groeve’ nog minimaal één keer geopend.
Maar daarover misschien een andere keer meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten