donderdag 31 december 2020

Intermezzo – Gooje roetsj en de beste wensen

Wat corona en lockdown ook allemaal op hun geweten hebben, het is hen niet gelukt een einde te maken aan de fijnedagenterreur. Sterker, ondanks alle gesloten winkels heb ik stellig de indruk dat ‘fijne dagen’ dit jaar nog meer werd gebezigd dan in andere jaren. Eérder ook, was mijn stellige indruk: ik kreeg de eerste ‘fijne dagen’ al half december naar m’n hoofd geslingerd. Verder routinematigheid troef. Alsof er niets aan de hand was. Business as usual. Of hebt u soms iemand horen zeggen ‘In dit zo bijzonder speciale jaar wens ik u nóg fijnere dagen dan andere jaren’?


Nu de fijne dagen er weer opzitten, wacht ons vandaag de ‘gooje roetsj’. Naar schatting een jaar of vijftien geleden is de ‘gooje roetsj’ via Duitsland bij Kerkrade het land binnengedrongen. Daarna veroverde hij binnen de kortste keren Zuid-Limburg en begon de ‘gooje roetsj’ aan een onstuitbare opmars richting noorden. Ook hier weer dat plichtmatige. Als het dan toch moet, waarom de ‘gooje roetsj’ dan niet aangepast aan het dialect? Wij in Horst aan de Maas roetsjen immers niet, nee, wij roetsen. ‘Ik waens ow enne gooje roets.’ Je kunt iemand trouwens ook ‘en gooj roets’ toewensen. Besef dan wel dat je daarmee de hoop uitspreekt dat hij of zij in het bezit komt van ‘en hiël vlotte meid’.


Hebben we vanavond de ‘gooje roetsj’ erop zitten, dan volgt vanaf morgen de debestewensendictatuur. Dictatuur ja, want tegen ‘de beste wensen’ valt niet te strijden. Schier onmogelijk om je eraan te onttrekken. Of lukt het u wel? Ik heb het jarenlang volgehouden, hoor, stoïcijns reageren met ‘zalig nieuwjaar’ op ‘de beste wensen’. Meewarige blikken vielen me steevast ten deel, ook nadat ik, ten einde raad, ‘zalig’ had vervangen door ‘gelukkig’. Ik werd aangezien voor een curiosum, een wandelend anachronisme. Zo wil je natuurlijk niet te boek staan. Veel meer dan het koesteren van herinneringen aan zalignieuwjaarversjes zit er vandaag de dag helaas niet meer niet in.

Zalig neejjoar
de kat schiet hoar
d’n hoand schiet stroant
maerge dreit de werreld roand



Zalig neejjoar
mit de kop vol hoar
mit de moand vol tand
en de waffel in de hand


Voor vanavond trouwens een gooje roetsj (of desgewenst en gooj roets) en voor 2021: de beste wensen!

(Dit stukje verscheen gisteren in iets andere vorm ook in Via Horst-Venray)

dinsdag 29 december 2020

Intermezzo – Smulderslust

‘Relaxcentrum’, ‘sexcentrum’, ‘eroscentrum’, ‘relax-gelegenheid’, ‘club’, ‘etablissement’: het beestje kan maar een naam hebben. En dat was dan nog slechts het eerste deel van de naam. Het was vooral het tweede deel dat tot commotie leidde in America: Smulderslust.


Gerard Smulders was een inwoner van America die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet zat. 26 jaar oud werd hij op 19 augustus 1944 in Kamp Vught gefusilleerd. Na de oorlog werd in America een straat naar hem vernoemd. In die straat opende eind 1973 Smulderslust zijn deuren. ‘Een etablissement waar men zogenaamd gezellig kan relaxen’, aldus het Dagblad voor Noord-Limburg.


America, de familie Smulders voorop, stond op z’n achterste poten omdat Gerard werd onteerd door de naam Smulderslust. Het Americaanse gemeenteraadslid Geurts verzocht het gemeentebestuur dan ook om in actie te komen. Maar dat verklaarde zich niet bevoegd tot optreden, hoewel wethouder Claassens liet weten dat het gemeentebestuur ‘met walging’ had kennisgenomen van advertenties voor Smulderslust.


De familie van Smulders liet het er niet bij zitten en diende een aanklacht in bij de officier van justitie in Roermond. Op zijn beurt was de exploitant van het eroscentrum weer verontwaardigd dat de familie geen contact met hem had opgenomen. De echtgenote van de exploitant verklaarde in dagblad Trouw: ‘Ze zijn achter onze rug onmiddellijk naar de gemeente en de rechtbank gestapt in plaats van aan ons te vragen of wij de naam van de zaak wilden veranderen. Dat hadden we zeker gedaan. Wij wisten niets af van die verzetsstrijder, die was doodgeschoten. Ik kan me wel voorstellen dat de familie het akelig vindt dat wij die naam gebruiken voor onze zaak.’ Of haar man de naam dan ging veranderen? ‘Nou, ik weet het niet. Als ze eerst naar ons waren toegekomen en het hadden gevraagd, hadden we het zeker gedaan, maar nu ze direkt naar de rechtbank zijn gestapt, weet ik het niet. Dan heeft hij ook een harde kop.’ Overigens vermoedde de vrouw dat de weerstand van de dorpsbewoners ook voortkwam uit ongemak over de aard van het etablissement. Daarvan was ze niet onder de indruk: ‘Ze zijn hier niks gewend.’


Dat van die harde kop bleek te kloppen: de naam bleef zoals ie was. Daarop stelde de politierechter in Roermond de familie Smulders in het voorjaar van 1974 in het gelijk en veroordeelde de exploitant wegens belediging. Die uitspraak kwam alleen als mosterd na de maaltijd: Smulderslust was op 27 februari 1974, Aswoensdag (!), tot de grond toe afgebrand en zou niet meer worden opgebouwd.


(Bronnen: Dagblad voor Noord-Limburg, Peel en Maas, Trouw en Het Parool)

zondag 27 december 2020

Top 5 – Bepalingen uit de Algemene Politieverordening voor Horst uit 1932

Waarschijnlijk is ze afkomstig uit de erfenis van mijn opa van vaders zijde. Jarenlang moet ze al in m’n boekenkast staan. Nooit acht op geslagen. Tot vandaag. Waar de kerstperiode al niet goed voor is.   


Bij een herordening van m’n boekenkast viel ze vanmorgen op de vloer. Ze oogt dodelijk saai, de Algemene Politieverordening voor de gemeente Horst, vastgesteld door de gemeenteraad op 16 augustus 1932, afgekondigd door burgemeester Esser en gemeentesecretaris Kellenaers op 2 september 1932, bevattend 189 artikelen, gedrukt op 82 bladzijden. Die ogenschijnlijke saaiheid verklaart vermoedelijk waarom ik er nooit acht op heb geslagen. Onvergeeflijk. Na nog geen halve minuut was ik al verkocht. Rode oortjes? Nee, dat niet. Maar wat een ongekend fraai en veelzijdig tijdsbeeld krijg je hier zomaar in de schoot geworpen.


Eén foto mag misschien meer zeggen dan duizend woorden, toch valt ook de algemene politieverordening niet te onderschatten. Die bestrijkt het hele leven, van aanplakken (artikel 21) tot zwemmen (124) en van de zweep (24) tot aanwijzingsborden (4). Mensen van vlees en bloed komen er niet in voor. Desalniettemin: blader er doorheen en je waant je in het Horst van een kleine eeuw geleden. Je ziet de ‘bestuurders van trekdieren’ door de straten rijden, je ruikt de beerputten en mestvaalten, je voelt de invloed van de kerk, je hoort kwajongens belletje trekken, je proeft de benepenheid. Je kijkt op van het verbod om binnen de bebouwde kom vliegers op te laten (artikel 24). Je vraagt je af of het nog steeds verboden is op of aan de openbare weg ‘een misvormd of verminkt lichaamsdeel te kijk te stellen’ (artikel 46 lid c). Je komt woorden tegen waarvan je de betekenis niet kent, zoals gonje en windroer.


De verleiding is groot om zo nog een hele tijd door te gaan. Maar de zelfopgelegde plicht roept: de Horst-sweet-Horst top 5 van bepalingen uit de Algemene Politieverordening voor de gemeente Horst uit 1932. Komt ie:

5. Artikel 24, lid c en lid e


Dat Wittenhorst vanaf eind jaren veertig aan een enorme opmars begon, kan maar één ding betekenen: het straatvoetbalverbod (lid c) kreeg weinig navolging. De vraag of hetzelfde geldt voor het onnodig met de zweep klappen verdient nader onderzoek.

4. Artikel 121


Want er zou maar eens iets oneerbaars gebeuren (deze bepalingen golden overigens niet voor bloedverwanten en gehuwden).  

3. Artikel 149


Over mannen geen woord.

2. Artikel 160, lid 1


Wist u wél dat ‘kreng’ ook ‘dood dier dat reeds min of meer tot bederf is overgegaan’ (Van Dale) betekent?  

1. Artikel 157, lid b


Niet mogen poepen of plassen op de openbare weg daar valt nog in te komen. Maar mattenkloppen?  

vrijdag 25 december 2020

Intermezzo – Horster olifantenpaadje van het jaar

Hoe lang zou het er al zijn? Weken? Maanden? Jaren? Maanden sowieso: voor weken is het al te diep uitgesleten. Bovendien duidt de kromming ter hoogte van de laag overhangende tak erop dat het moet zijn ontstaan in een periode dat er nog bladeren aan de bomen zaten. Toonbeeld van bladerdakongemakontwijkingsgedrag.


Zelf ken ik dit Horster olifantenpaadje, dat de Almeweg en de gloednieuwe Van den Bekeromstraat met elkaar verbindt, pas sinds enkele weken. Vanaf begin oktober tot afgelopen zaterdag waren het laatste stuk van de Schoolstraat en het begin van de Afhangweg vanwege werkzaamheden afgesloten. Dat betekende vrijwel dagelijks een flinke omweg. Het zal een week of vier geleden zijn geweest dat ik tijdens een ongenadig stevige regenbui, komende vanuit het centrum van Horst, van op een afstandje iemand richting Almeweg zag fietsen via een traject dat me tot dan volledig onbekend was. Liep daar langs die voormalige volkstuintjes dan een pad? Een weg? Een pad, zo bleek toen ik de eenzame fietser achterna fietste. Een olifantenpaadje. En wat voor een.


Vanaf de Van den Bekeromstraat is het wat lastig te detecteren en nauwelijks herkenbaar als olifantenpaadje. Vanaf de Almeweg is het andere koek. Zoals het een olifantenpaadje van enige allure betaamt, begint het met een kromming: afsnijden wat af te snijden valt, luidt het adagium van elke ware olifantenpaadjesgebruiker.


Na de kromming vanwege de overhangende tak gaat het tussen bomen (links) en bouwhekken (rechts) wel honderd meter door in rechte lijn richting het centrum van Horst. En dan, net voorbij een berg zand ter rechterzijde, buigt het pad, met aan de horizon de Westsingel, naar rechts af en gaat het op in het pad dat naar enkele voormalige volkstuintjes leidt.


De krommingen, de voor Horster begrippen gigantische lengte, de terreinwinst die ermee te boeken valt, de vanzelfsprekendheid, de functionaliteit: alles klopt aan dit olifantenpaadje. Hoe zonde dat het waarschijnlijk geen lang leven beschoren is. Woningbouw ligt in het verschiet, een toekomst als betegeld pad lijkt het maximaal haalbare. Koesteren nu het nog kan. Horster olifantenpaadje van het jaar.

vrijdag 18 december 2020

Intermezzo – Megazeen

Horst aan de Maas: megahallen, megastallen, megakassen. Maar vanaf zondag ook: Megazeen. 


Over megahallen, megastallen en megakassen gaat het hier al vaak genoeg. Hoewel ik er het afgelopen jaar honderden uren in heb gestoken, is het hier nog nooit over Megazeen gegaan. Dat heeft een reden: ik houd er niet zo van om te schrijven over projecten waar ik nauw bij betrokken ben. Zelfverheerlijking, ijdeltuiterij en eigenliefde liggen dan al snel op de loer. En dat is niet de bedoeling. Toch wil ik dolgraag over Megazeen schrijven. Over de totstandkoming ervan, gepaard gaand met alle gemoedstoestanden tussen pure euforie en doffe ellende, zou ik zelfs een boek kunnen schrijven. Maar dat eventueel later. Nu vooral over wat Megazeen is en wie eraan hebben bijgedragen.


Wat is Megazeen? De eerste editie van een jaarlijks magazine van kunstenaarsvereniging Zeen uit Horst aan de Maas. Samengesteld door Sanne Aben, Aukje van Dijk, Frank Schijven en ondergetekende. Jan Van der Sterren ondersteunde ons op organisatorisch vlak. Aukje is verantwoordelijk voor de prachtige vormgeving. In totaal hebben een kleine veertig mensen, afkomstig uit Horst aan de Maas en de rest van de wereld, een bijdrage geleverd aan Megazeen 2020. Dat telt 108 bladzijden, oogt als een boek en staat bomvol met verhalen, foto’s, gedichten, collages, tekeningen, bespiegelingen, interviews.


Megazeen is een expositie op papier
Megazeen is plat met diepgang
Megazeen is uitdagend ingetogen en ingetogen uitdagend
Megazeen is concrete vaagheid en vage concreetheid
Megazeen is verontrustend ongewoon en gewoon verontrustend
Megazeen is wrijving zonder glans
Megazeen is verrassend onbegrijpelijk en onbegrijpelijk verrassend
Megazeen is vragen beantwoorden en antwoorden bevragen


Megazeen is óók Weisterbeek en Dendron. Elk van de vierhonderd exemplaren is namelijk uniek omdat de twee middelste bladzijden een bijdrage van een leerling van basisschool Weisterbeek of het Dendron College bevatten. De afgelopen weken hebben we vijf dagen op beide scholen doorgebracht om de leerlingen te begeleiden bij hun opdracht (‘Vang 2020 in beeld en/of woord’). Vijf onvergetelijke dagen. Diep onder de indruk van de leerlingen, hun bijdragen en hun docenten. Misschien dat ik er een dezer dagen nog een afzonderlijk stukje aan wijd.


Horst-sweet-Horst gaat in de eerste plaats over Horst aan de Maas. Het liefst zou ik uitpakken over de bijdrage van elke Horstenaar aan Megazeen. Maar daarvoor ontbreekt me de tijd en de ruimte en daarvoor zijn het er ook teveel. Ik volsta met een opsomming, die onder meer duidelijk maakt hoe divers dat gezelschap in velerlei opzicht is: Afterpartees, Gemma Baltussen, Safia Boulghalgh, Jeu van Helden, Mathieu Knippenbergh, Wiek Lenssen, Marian Litjens, Erwin Michielsen, Helmie van de Riet, Ine Schriever, Roel Vennekens, Agata Siwek en Anniek Verheijen. Voeg daar nog de bijna- of ex-Horstenaren Eric van Grootel, Jacqueline Hanssen, Harm Rutten, Kirsten Schoeber en Lotte Spreeuwenberg aan toe en je hebt een indrukwekkend rijtje.


Maanden geleden al is 20 december 2020 vastgesteld als datum voor de presentatie van Megazeen. We bedachten een programma, maar corona en Mark Rutte haalden ons in. Niet eenmaal, maar drie-, viermaal. Deze week voor het laatst. Waardoor alles weer op losse schroeven kwam te staan. Megazeen lanceren zonder presentatie is onze eer te na. In allerijl zijn we nu een presentatievideo aan het maken. Die gaat zondag om exact 15.00 uur in première via een livestream. Ook jij kunt daarvan getuige zijn! Hoe? Door zondag op deze link te klikken: http://www.twitch.tv/livestreamsessies. Bereid je voor op een verrassende reis van een half uur door de doldwaze wereld van Megazeen.


Megazeen is trouwens volledig lockdownproof: je hoeft er je deur niet uit om het te ontvangen! Bestel het nu hier en als je inwoner bent van Horst aan de Maas heb je het gegarandeerd vóór kerst in huis.


Check voor meer informatie en een voorproefje trouwens ook hier de webpagina van Megazeen.

donderdag 17 december 2020

Top 5 – Jachttips

Jawel hoor, daar is ie weer, de oude bekende die we nooit meer hoopten te ontmoeten: de lockdown. Hoe gaan we die vijf lange, lange weken overleven? Misschien met behulp van de Horst-sweet-Horst top 5 van jachttips ter overleving van de komende vijf weken? Toen Mark Rutte in maart de intelligente lockdown uitriep, publiceerde ik al eens een ‘Top 5 van overlevingstips voor de komende twee maanden’. Dat die een bijzonder heilzame werking heeft gehad, blijkt uit het feit dat u nu dit stukje aan het lezen bent. In de hoop op een identiek effect daarom vandaag de Horst-sweet-Horst top 5 van jachttips ter overleving van de komende vijf weken. Die is zowel geschikt voor waaghalzen als voor angsthazen omdat je de tips zowel in de boze buitenwereld als in je knusse thuispaleisje (met Streetview) kunt najagen. Komen ze:  

5. Ga op graffitijacht! Geef graffiti eindelijk eens de aandacht die ze verdienen. Bewonder hun originaliteit of erger je aan hun banaliteit. Probeer je eens te verplaatsen in de maker en vraag je af welke motieven hij /zij kan hebben voor zijn/haar tekening.


4. Ga op lendendoekenjacht! Overal in het buitengebied tref je ze aan: kruisbeelden. Ze lijken allemaal hetzelfde, ze zijn allemaal verschillend. Zie bijvoorbeeld de weergave van de wonden van Christus. Veel spannender: vergelijkend lendendoekonderzoek, met speciale aandacht voor de lengte van de doek en de plooival.   


3. Ga op industrieterreinenjacht! Je hebt paradepaardjes en verschoppelingen. Industrieterreinen behoren tot de tweede categorie. Wie er niet hoeft te zijn, mijdt ze. Waarom eigenlijk? Bloeien op de mestvaalt niet de mooiste bloemen? Nee? Ga dan op zoek naar koning Eenoog.


2. Ga op garageboxenjacht! Nog zo’n volkomen ten onrechte veronachtzaamd jachtgebied. Duik in de duistere zaakjes die er plaatsvinden. Minder avontuurlijk aangelegd? Sta dan versteld van het ritme van de boxen. Maar sta er ook niet van te kijken als je een dissonant aantreft die de uniformiteit teniet doet. Voor je het weet heb je trouwens ook je hart verpand aan garageboxdeurklinken.


1. Ga op olifantenpaadjesjacht! ‘Blijf zoveel mogelijk thuis’, luidt het adagium. Toch valt er soms niet aan te ontkomen huis en haard te verlaten. De kortste weg van A naar B valt dan te prefereren. Olifantenpaadjes zijn per definitie de kortste weg. Geen olifantenpaadje voorhanden? Creëer het dan zelf!  

(Dit stukje verscheen gisteren in iets andere vorm ook in Via Horst-Venray.)

zaterdag 12 december 2020

Intermezzo – Gunda

‘Gunda is pure cinema. This is a film to take a bath in - it’s stripped to its essential elements, without any interference. It’s what we should all aspire to as filmmakers and audiences - pictures and sound put together to tell a powerful and profound story without rush. It’s jaw dropping images and sound put together with the best ensemble cast and you have something more like a potion than a movie.’

Paul Thomas Anderson

Afgelopen zondag voor het eerst in tijden weer eens een film gezien in de bioscoop, de Nieuwe Scene in Venlo. Ik had me er behoorlijk op verheugd, de laatste keer was door toedoen van C ook alweer zó lang geleden. Waarschijnlijk daardoor was ik vergeten dat elk bioscoopbezoek een aanslag is op mijn appreciatie van de menselijke soort in het algemeen en 65-plussers heel in het bijzonder. Omdat ik er niet op voorbereid was kwam de klap des te harder aan. Aanwezig waren slechts een kleine dertig mensen, overwegend boomers. 93 minuten duurde de film en 93 minuten lang vulde hun gewauwel de zaal. De onbeschoftheid ten top, je reinste terreur. Geloof me, zo gaat het altijd en overal. En maar zitten klagen over de jeugd van tegenwoordig.


Het ging nota bene om een film die schreeuwde om eerbiedig stilzwijgen. Uit schaamte over wat de menselijke soort behalve gewauwel in bioscopen allemaal nog meer aanricht. Niet dat er ook maar één mens te zien is in Gunda, een documentaire van Victor Kossakovsky. Nee, de film wordt uitsluitend bevolkt door dieren. De absolute hoofdrol is weggelegd voor zeug Gunda, moeder van twaalf biggetjes. Bijrollen zijn er voor kippen – de beelden van een eenpotige kip staan voor eeuwig op m’n netvlies gebrand – en koeien.


De in zwartwit geschoten documentaire is opgenomen op een arcadische boerderij in Noorwegen waar de dieren alle ruimte hebben. Alles is gefilmd vanuit hun perspectief, op hun ooghoogte. Dat leidt ertoe dat je als kijker opgaat in hun wereld, je bijna onderdeel wordt van hun dagelijks leven, je gezellig meescharrelt in het stro van hun intieme houten hok. Een commentaarstem ontbreekt, je moet het doen met de natuurlijke geluiden. Waardoor je net zo hard schrikt van een overvliegende buizerd die plotseling begint te miauwen als de kippen.


Als vanzelf ga je menselijke gevoelens projecteren op de dieren. Ten onrechte? Mwah, ik weet niet. Is het dan géén totale radeloosheid waardoor Gunda wordt bevangen als er door menselijk ingrijpen ten slotte toch een einde komt aan de idylle? Een andere vraag die de film oproept: waaraan ontlenen wij mensen het recht ons zo verheven te voelen boven collega-aardbewoners? En wat geeft ons het recht een hiërarchie aan te brengen in diersoorten? Ook altijd weer de vraag: waarom behandelen we de miljoenen kippen, koeien en varkens in onze regio niet hetzelfde als onze honden en katten?

(Dit stukje verscheen afgelopen woensdag in iets andere vorm ook in Via Horst-Venray)

zondag 6 december 2020

Intermezzo – Selfiestick | Selfiemuseum

Ik zou niet van mezelf durven te beweren dat ik hip ben. Nooit geweest ook. Evenmin zou ik van mezelf durven te beweren dat ik handig ben. Nooit geweest ook. En toch heb ik ooit een selfiestick aangeschaft en daar met mijn twee linkerhanden ook nog foto’s van een aanvaardbare kwaliteit mee weten te maken. Zonder dat mijn fototoestel onherstelbare schade opliep. Achteraf bezien ben ik daar best trots op: het fototoestel in het wankele houdertje klemmen was een vrij delicate zaak.


Overigens gebruikte ik mijn selfiestick niet voor het maken van zelfportretten maar voor een bredere blik op de wereld. Voor mij was het ding vooral een soort verlengde arm, ideaal om objecten mee te fotograferen waar ik op een andere manier niet bij kon. Zo herinner ik me dat ik het uitsluitend en alleen aan mijn selfiestick te danken heb dat ik enkele intrigerende graffiti langs de spoorlijn in Lottum kon vastleggen (klik ook hier).


De selfiestick lijkt me een typisch voorbeeld van een rage, een modegril. Kind van de opkomst van de digitale camera, slachtoffer van de opkomst van de telefoon met selfiefunctie. ‘Selfiestick’ werd verkozen tot Van Dale Woord van het Jaar 2014 in de categorie sport & amusement. Zes jaar geleden nog maar. Daarna was het snel gedaan met de pret. ‘Selfiestick’ is bijgezet bij de nostalgiewoorden, woorden die het goed doen op feesten en partijen waar mensen van een bepaalde leeftijd herinneringen aan vroeger ophalen.


Het woord dus afgevoerd naar de nostalgiewoorden, nu nog zien af te komen van het ding zelf. ‘Rijp voor het museum’, zou je zeggen. Wat wil het gelukkige toeval? Venray is sinds 27 november een tijdelijk Selfiemuseum rijker, ‘Appie’ genaamd. ‘Daat velt as stroant in en mendje’, zeggen we dan in Horst. Misschien moet ik gewoon de gemeentegrens oversteken en me daar vandaag of een van de twee komende weekenden – het is nog geopend van 11 tot en met 13 december en van 18 tot en met 23 december – eens gaan vervoegen. Wie weet zijn de organisatoren wel genegen mijn selfiestick een ereplaatsje te gunnen in het museum. Bijkomend voordeel: heb ik als oudere jongere meteen ook een alibi om in Appie tussen de ongetwijfeld talrijke jongere jongeren wat rond te neuzen in een aantal – aldus de website – ‘kleurrijke, creatieve ruimtes’. En om daar ‘door de felle kleuren heen te kijken en op zoek te gaan naar een dieperliggende boodschap’. In het ontdekken van dieperliggende boodschappen ben ik dan weer minder goed. Maar wtf? (Zei ik dat ik niet hip ben?) Dit zou iedereen naar Appie moeten doen hollen: ‘Hier voel je je weer eventjes kind.’

(Dit stukje verscheen afgelopen woensdag in iets andere vorm ook in Via Horst-Venray)

zaterdag 28 november 2020

Intermezzo – Van blindheid genezen

2 februari Maria Lichtmis, 29 juni Petrus en Paulus (want dan zijn de moelbaere rijp), 15 augustus Maria Hemelvaart, 4 oktober Franciscus van Assisi, 28 november Oda. Voor een niet-katholiek mag mijn kennis van de katholieke feestdagen en de heiligenkalender er best zijn, dacht ik – tot vandaag. Al heel lang was ik voornemens hier een stukje te publiceren over Van blindheid genezen, het in augustus verschenen boek over de Sint-Odakerk in Melderslo. Ten langen leste besloot ik dat stukje als eerbetoon aan Oda te publiceren op 28 november, haar naamdag.  Maar wat blijkt, godverdegodver? Ik ben een dag te laat: 27 november is de naamdag van Oda. Mea culpa, mea maxima culpa, lieve Oda, uitverkoren vat van heiligheid, blanke lelie van zuiverheid, schitterende roze van liefde Gods, wonder van edele standvastigheid, onafscheidelijke bruid van Jezus Christus.


Mijn miskleun is een teken des tijds: steeds minder mensen kennen de Bijbel, zijn op de hoogte van de betekenis van de rooms-katholieke rituelen, weten de naam en functie van objecten die zich in kerken bevinden. Of zulke kennis ooit weer tot de algemene ontwikkeling gaat behoren, valt te betwijfelen. Alleen al daarom is het goed dat in Van blindheid genezen alle, zoals de auteurs Pierre van Rijswick en Jörgen Dinnissen het noemen, ‘leestekens’ in de Sint-Odakerk in Melderslo worden verklaard en daarmee voor het nageslacht worden bewaard.


Eind volgend jaar is het honderd jaar geleden dat Melderslo een eigen kerk kreeg. Met een beetje geluk heeft het gebouw dan ook nog de bestemming van kerk. Toch nadert het einde: al enkele jaren is een zoektocht gaande naar een passende nieuwe functie. De auteurs: ‘Voordat het kerkgebouw wellicht aan de eredienst wordt onttrokken en een andere bestemming krijgt, waarbij de huidige inrichting voor altijd verdwijnt, is het van belang in beeld en geschrift vast te leggen hoe het was. Daarna wordt dit onachterhaalbaar. In die behoefte hebben wij willen voorzien.’


Van de haan op de kerktoren tot de altaarschel, van de miswijn tot de biechtstoel en van de kazuifels tot het Portugese Mariabeeld dat halverwege de jaren negentig tot een dorpsoorlog leidde: het staat er allemaal in, het wordt mooi in beeld gebracht en het wordt uiterst gedetailleerd beschreven. Daarbij ligt de nadruk nu eens niet op de kunsthistorische betekenis van de objecten (die in de meeste gevallen sowieso niet zo groot is), maar op de functie, de betekenis en de symboliek ervan. Juist dit laatste maakt het boek ook voor niet-Melderslonaren interessant.


Van blindheid genezen kost 21,50 euro. Klik hier voor bestelinformatie en ook voor een digitaal inkijkje in het boek.


Wist u trouwens waarom Oda (circa 680 – 726) patroonheilige van Melderslo is? Omdat zij van haar blindheid genas na een bezoek aan het graf van de heilige Lambertus van Maastricht. Lambertus, de patroonheilige van de parochie Horst, waartoe Melderslo tot 1921 behoorde.

vrijdag 20 november 2020

Klein mysterie 792 – Persvrijheidsberoving

Niels van Rens, redacteur van Hallo Horst aan de Maas, schrijft wel vaker opmerkelijke columns, maar die van gisteren (klik hier en klik vervolgens onder het kopje ‘Horst aan de Maas’ op week 47)  is er een van het wel héél opmerkelijke soort. Onder de titel ‘Sprookjes bestaan’ schrijft Niels dat hij het idee heeft ‘dat mijn persvrijheid de laatste tijd wordt verslonden door de grote boze wolf’. Iets verderop wordt duidelijk wie hij bedoelt met die grote boze hongerige wolf: ‘Onlangs beroofde de grote boze wethouderwolf Rudy Tegels mijn persvrijheid.’


Aanleiding voor de persvrijheidsberoving is Afslag 10, ‘momenteel één van de meest politiekgevoelige onderwerpen in deze gemeente’, zoals Niels terecht constateert. Het onbegrip en de onduidelijkheid die heersen over Afslag 10 wilde hij verwoorden in een ‘simpel, begripvol’ artikel. Niels: ‘Maar nee, de grote boze wolf houdt mij tegen. Wat is dit? Ik mag niet meer schrijven over een onderwerp? De reactie was: “Het is nu niet het goede moment.”’  


Beknotting van de persvrijheid is nogal iets – beroving van de persvrijheid nog veel meer. Wat me intrigeert en wat me niet helemaal duidelijk wordt uit de column, is hoe die persvrijheidsberoving er precies heeft uitgezien. Heeft de wethouder gedreigd met hel en verdoemenis? Met een publicatieverbod? Met juridische stappen? Met iets in de trant van ‘Als je publiceert, kan dat heel vervelende gevolgen voor je hebben’? Allemaal hoogst kwalijk en onacceptabel, dunkt me.


Of ligt het allemaal net een tikkeltje anders? Hallo Horst aan de Maas van deze week bevat wel degelijk een artikel van Niels van Rens over Afslag 10. Afsluitende zin: ‘Wethouder Rudy Tegels wil na meerdere verzoeken niet reageren op deze kwestie.’ Van deze weigering van de wethouder om te reageren kun je van alles vinden, variërend van ‘bijzonder slim’ tot ‘hoogst onverstandig’. Maar dat een wethouder ergens geen commentaar op wenst te geven, lijkt me zijn goed recht.


Wat ik me nu afvraag: is het uitsluitend de weigering van de wethouder om te reageren die Niels betitelt als persvrijheidsberoving? Of is er meer aan de hand?

Wie het weet, mag het zeggen.

donderdag 19 november 2020

Intermezzo – It’s the economy, stupid!

Mijn eindexamenpakket op het Boschveldcollege bestond uit zes talen en geschiedenis. Wat meteen verklaart waarom ik nooit rijk ben geworden. Wat vervelend zou zijn geweest mocht ik ooit de ambitie hebben ontwikkeld om rijk te worden. Maar zover is het nooit gekomen. Van een ambitie om enig verstand van geld te hebben was ik destijds eveneens verstoken. Wat verklaart waarom ik op Boschveld nooit ook maar één uur economie heb gehad. Waarmee ik achteraf bezien iets minder gelukkig ben. Waarom niet, al was het maar voor een jaartje, dat vreselijke Frans (nee, meer die vreselijke leraren Frans) ingewisseld voor economie? Waarom me niet vervoegd bij toenmalig new kid on the block Bert Kersten, ergens weggestopt in een noodlokaal (052 als ik me niet vergis), om me door hem althans de grondbeginselen van de economie te laten bijbrengen?


Mijn gemis aan enige economische scholing doet zich geregeld gevoelen. Bijvoorbeeld als de zoveelste megavarkensboer, megatuinder of megadistributeur het blijde nieuws verspreidt dat hij zich in de regio vestigt. Politiek gejuich over een impuls voor de regionale economie, banenwinst en het aanjagen van het Noord-Limburgse bedrijfsleven is dan nooit ver weg. Als eenvoudig talenmannetje sta ik dan met de mond vol tanden. Draagt een megastal waar nauwelijks mensen werken daadwerkelijk bij aan een florerende regionale economie? Of toch vooral aan het inkomen van de ondernemer? Is er daadwerkelijk sprake van banenwinst als de groenten en het fruit in de megakas en op de mega-akkers uitsluitend worden geoogst door uit Oost- of Zuid-Europa geïmporteerde werknemers? Hoeveel dragen de megadistributeurs met hun megahallen daadwerkelijk bij aan het bruto Noord-Limburgs product? Weegt de economische betekenis van zulke megabedrijven op tegen het dierenleed dat ze veroorzaken? Tegen de vermindering van het woongenot? Tegen de schade aan flora en fauna? Tegen de aantasting van het landschap? Wat levert het ons, Noord-Limburgers, nu precies op als de provincie een megagroenteverwerker een lening van dertien miljoen euro verstrekt?

Ik zou willen dat ze het me eens allemaal kwamen uitleggen, die dames en heren juichpolitici. Graag in Koëbus- en Drika-taal en onder overlegging van harde en zelfs voor een talenmannetje begrijpelijke cijfers. En ik beloof: ik serveer koffie en vlaai. Al dan niet gepensioneerde economiedocenten zijn trouwens ook van harte welkom.

(Dit stukje verscheen gisteren in iets andere vorm ook in Via Horst-Venray)