maandag 24 december 2012

Top 5 – Wittenhorster voetbaldieren

Voetbaldier. Speler of trainer die beweert niet zonder het voetballen te kunnen. Vaak zegt zo iemand: ‘Ik ben nu eenmaal een “voetbaldier”.’ Synoniem: voetbalbeest. (Arno Kantelberg, Voetbaltaal (Amsterdam 1997) p. 141)

Voetbaldier. Voetbalbeest; gepassioneerd voetballiefhebber en/of speler – ‘hij is een voetbaldier in hart en nieren’ (Groot voetbalwoordenboek van de Nederlandse taal (Baarn 2006) p. 214)

Ja hoor, ondanks alles, ze bestaan nog: voetbaldieren. Ze horen voetbal, ze eten voetbal, ze beminnen voetbal, ze stinken voetbal, ze lezen voetbal, ze praten voetbal, ze pissen voetbal, ze beschouwen voetbal, ze ruiken voetbal, ze voelen voetbal, ze poepen voetbal, ze drinken voetbal, ze ademen voetbal, ze vervloeken voetbal, ze léven voetbal. Overal vind je ze, de voetbaldieren. Horst-sweet-Horst vond ze bij Wittenhorst, observeerde ze en sprak ze. Hier komt-ie, de Horst-sweet-Horst top 5 van Wittenhorster voetbaldieren:

5.
‘Ja, misschien ben ik inderdaad wel een voetbaldier old school. Maar mag het alsjeblieft?’
 
4.
Type grote mond, klein hart. Niet te beroerd om jan en alleman op z’n flikker te geven, maar als de rechtsback van de E7 in de laatste minuut bij een 1-1 stand een penalty mist, is hij er als eerste bij om het jochie te troosten.

3.
‘Dat spitsje van de A3, dat wordt een hele grote. Niemand wil het geloven, maar neem van ons aan: als je al 32 jaar lang elke zaterdag de velden afstruint, krijg je er vanzelf een héél klein beetje kijk op, hoor. Ja, altijd samen. Nee, als onze vrouwen er niet achter stonden, was dat niet mogelijk geweest. Maar dat is de deal: wij voetballen, zij shoppen. Wanneer we ze dan zien? Nooit! Nee, grapje. Op eerste kerstdag en in jaren zonder EK of WK in juni. En dat is meer dan genoeg als je het ons vraagt.’

2.
Vers strootje in de mond, ogen samengeknepen tegen het felle zonlicht, bij voorkeur gehurkt zittend langs de lijn, paraplu naast zich in het gras geprikt voor het geval dat. Grossierend in happeliaanse wijsheden, maar tegenover Horst-sweet-Horst slechts te verleiden tot één uitspraak: ‘Als voetbal niet bestond, moesten ze het vandaag nog uitvinden.’
 
1.
‘Wat zeg je, oog ik niet als een voetbaldier? Hoor ik wel vaker. Iedereen heeft bij een voetbaldier altijd zo’n beeld van een wat sjofel type dat thuis niets te vertellen heeft. Klopt niks van. Ja, vroeger misschien. Maar het voetbaldier van vandaag de dag heeft echt wel wat meer in z’n mars. Als voetbaldier moet je er ook representatief uitzien, vind ik. Vandaar die stropdas. En je ziet, ook de digitalisering is aan het voetbaldier niet voorbijgegaan. Wat zeg je? Nee, aan namen heb ik niets, rugnummers moet ik hebben.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten