In zijn vergadering van 18 juni heeft het Horster college
van burgemeester en wethouders de uitvoeringsrichtlijn Plaatsen paaltjes in de openbare ruimte aangenomen (klik hier en vervolgens op '18.06.2013 notulen b&w').
Nou wil ik beslist niet smalend doen over de noodzaak van die
uitvoeringsrichtlijn – dat het op de juiste wijze en op de juiste plaats
plaatsen van paaltjes van eminent belang is staat wat mij betreft als een paal
boven water – maar onwillekeurig vraag je je toch af of er geen urgenter problemen
zijn die een uitvoeringsrichtlijn behoeven. Zoals de wolf.
Op het moment van schrijven is nog niet bekend of het op 4
juli aan de Uiterdijkenweg te Luttelgeest gevonden dode dier een wolf dan wel
een wolfshond is. Doet er ook niet zoveel toe: waar het om gaat is dat een
wolveninvasie op handen is en dat ik de stellige indruk heb dat onze vroede
vaderen daar niet op anticiperen. Wat als wolven dadelijk paarden met huid en
haar verorberen, schapen aan stukken rijten en bij bosjes koeien te grazen nemen?
Dan is Leiden natuurlijk in last. Laten onze huidige Horster bestuurders daarom
een voorbeeld nemen aan hun achttiende-eeuwse voorgangers. Hysterie over de
wolf en wat hij aanrichtte, was bij hen ver te zoeken. Integendeel, ze
aanvaardden de wolf als een gegeven. Had het dier het eens op een paard gemunt,
dan keerden ze de gedupeerde eigenaar gewoon een schadevergoeding uit. Tussen
1736 en 1746 gebeurde dit vier keer: in 1736 aan Gerit Stappers wiens paard en
veulen door een wolf waren ‘verbeten’, in 1741 aan Hendrick van Riekel wiens
veulen door een wolf was gebeten en ‘beschadight’, eveneens in 1741 aan Pouwels
Guessen wiens paard door een wolf was doodgebeten en in 1746 aan Peter Jacobs, wiens
paard door een wolf was ‘nider geruckt ende doodt gebeeten’. Gerit, Hendrick,
Pouwels en Peter zullen de regeerders dankbaar zijn geweest: het verlies van
een paard was voor de meeste boeren in die tijd een klap die ze niet eenvoudig
te boven kwamen.
Louter rozengeur en maneschijn was het ook in de achttiende
eeuw al niet: de schadevergoeding was alleen weggelegd voor bezitters van paarden
en veulens. Voor ander vee waarin de wolf zijn tanden had gezet, bestond geen
regeling. Wellicht een aandachtspuntje voor onze huidige bestuurders?
Voortschrijdend inzicht heet dat geloof ik. Ander aandachtspuntje: is die
achttiende-eeuwse schadevergoedingsregeling ooit ingetrokken? Of heeft ze ook
vandaag de dag nog rechtsgeldigheid? Zou alvast weer een uitvoeringsrichtlijn
schelen.
(De historische gegevens in dit stukje zijn ontleend aan een
in 1948 in De Maasgouw verschenen
artikel van de onvolprezen H.G. ter Voert uit Griendtsveen.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten