Gezien de gebeurtenissen maar eens een inspectierondje gemaakt door de
gemeente. Lang niet overal geweest. Toch lijkt het erop dat het in Horst aan de
Maas qua bekladdingen vooralsnog is gebleven bij wat putdeksels
en trottoirkolkdesksels.
De standbeelden oogden eveneens nog allemaal onaangeroerd. Denk dat ze ook weinig
te vrezen hebben. Uit geraadpleegde bronnen blijkt niet dat iemand als Jan van
Eechoud, voormalig resident van Nieuw-Guinea, zich ernstig zorgen zou moeten
maken om zijn versteende voortbestaan.
Van straatnaamwijzigingen ook nog weinig vernomen. Het straatnamenregister van
Horst aan de Maas overziend, dunkt me niet dat de commissie Straatnaamgeving het
nu ineens heel druk zal krijgen met het verzinnen van nieuwe namen voor
bestaande straten. Wat niet wil zeggen dat daar in een enkel geval misschien wél
aanleiding voor is. Zo heeft Horst een straat die is vernoemd naar Leopold
Haffmans.
Haffmans, in 1826 geboren in Horst en in 1896 overleden in Kessel, was
advocaat, rechter, oprichter en hoofdredacteur van het
Venloosch Weekblad,
lid van Provinciale Staten van Limburg en dertig jaar lang, van 1866 tot 1896,
lid van de Tweede Kamer. ‘Limburgs grote mond’, zoals hij door politieke
tegenstanders werd betiteld, hield er uiterst conservatieve, ook in die tijd al
omstreden opvattingen op na. Tegen gedwongen arbeid door de bevolking van het
door Nederland bestuurde Java had hij bijvoorbeeld weinig bezwaar: ‘Dat is de
wijze waarop hij zijn belasting opbrengt.’ Wie die ‘hij’ is? ‘Den Javaan, die
een dag der week voor het land werkt en den overigen tijd niet veel doet en
toch leeft.’ Zou hij nu hebben geleefd dan zou Haffmans de bewoners van Java
waarschijnlijk als werkschuw tuig hebben bestempeld.
Zijn uitspraken over Javanen zou je met enige goede wil nog 'paternalistisch' of 'neerbuigend' kunnen noemen. Aanzienlijk krasser is wat Haffmans in 1888 in zijn eigen
Venloosch
Weekblad schreef na een bezoek aan de Hagia Sofia in Istanbul:
‘Wij weten niet, welken indruk het gebouw zou kunnen maken wanneer het nog
een christentempel ware, maar zeker is het dat die vuile Turken ons Christenen
het wonderwerk van Justinianus ongenietbaar maken. Wanneer zal men die
vuillikkers er uitjagen? ’t Is God geklaagd dat door den naijver der groote
mogendheden Konstantinopel, de parel en het juweel der aarde, in zoo morsige
handen gelaten wordt.’
‘Vuile Turken.’ ‘Vuillikkers.’ Je zult het maar naar je hoofd geslingerd
krijgen. Onbegrijpelijk en schaamteloos dat nog maar een jaar of tien geleden
een Horster straat naar dit figuur is vernoemd. Zou die straat een andere naam
moeten krijgen? Weet ik niet. Met het wegpoetsen van de naam poets je ook een dubbele
schandvlek – Haffmans én het feit dat nog vrij recent een straat naar hem is
vernoemd – weg uit onze collectieve (Horster) herinnering. Van de andere kant:
handhaving van de straatnaam zou je als een bevestiging van Horster superioriteitsgevoelens
kunnen zien. Terwijl nederigheid op zijn plaats is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten