Wat is de Horster Maat en is de Horster
Maat alleenzaligmakend? In een korte serie gaan Jeu van Helden en
ondergetekende op zoek naar antwoorden op deze en aanverwante vragen. Elke
aflevering bestaat uit een tweeluik: we determineren de Horster Maat én we doen
verslag van gezamenlijke bezoekjes aan mogelijke inspiratiebronnen in de nabije
omgeving. Aanleiding voor dit alles: de vernieuwbouwplannen voor het Horster
winkelcentrum Kloosterhof (klik hier) en andere op stapel staande bouwplannen.
Overdadig imponeren
In de gemeente Horst aan de Maas is de
afgelopen jaren een term ontstaan als het gaat om bouwen in de openbare ruimte:
de Horster Maat.
Te pas en te onpas wordt de term gebruikt. Hij biedt een vreemd soort houvast,
vooral omdat hij niet gedefinieerd is, en zo door iedereen flexibel kan worden
toegepast om zijn motieven en meningen kracht bij te zetten.
Wij doen hier een poging om voor eens en altijd die Horster Maat een definitie te geven zodat hij in de
toekomst wel daadkrachtig gebruikt kan worden en het voor iedereen duidelijk is
wat er precies wordt bedoeld.
Om tot een weloverwogen definitie te komen hebben we de architectuur van de
afgelopen vijftien jaar in Horst als graadmeter genomen. Die is immers gebouwd
volgens die Horster Maat!
We hebben vijf criteria hiervoor opgesteld, de weerspiegeling van een aantal
belangen die we waargenomen en gemeten hebben. Elk criterium heeft z’n eigen
meetinstrument. Sommige criteria zijn te klein voor het ene meetinstrument,
andere te groot voor het andere meetinstrument.
Vandaag deel 3 in deze serie van vijf (klik
hier voor deel 1 en
hier voor deel
2):
overdadig imponeren
Een flinke duimstok hebben we toch zeker nodig om het overdadig imponeergedrag
van de in Horster maat opgetrokken gebouwen te kunnen meten. De meesten
hunkeren zo naar aandacht dat ze zichzelf overschreeuwen. Te veel verschillende
materialen en elementen zoals natuursteen ornamenten, verschillende soorten en
kleuren baksteen in diverse verbanden en richtingen gemetseld, glas, kunststof,
aluminium, zink, overdadige trespa aftimmeringen en dergelijke worden
afgewisseld en geflankeerd door te veel vorm (in een vorm) zoals
diepteverschillen in de gevel, de gevelhoogte en de dakhoogte, raam- en
deurhoogtes en nog veel en veel meer in één, let wel!, één gebouw. En dan zijn
we het meest protserige nog vergeten: de naam. Elk gebouw moet voortaan een
naam hebben, het liefst in zogenaamd ‘vals’ Oud-Hollandsch of romantisch plat
Horsters, en met overdadige typografie met grote roestvaste vette letters op de
gevel prijken.
Vervolgens zetten we deze panden dan het liefst nog bij elkaar in de buurt of
sterker nog: naast elkaar. Ze komen over als jonge meisjes die met te
overdadige make-up, valse wimpers, nepnagels en te overdreven kleding de bakvis
uithangen, zichzelf niet zijn en de latente schoonheid in zichzelf helemaal
overschreeuwen en naar de achtergrond drukken. Het doet zo hunkeren naar een
misschien minder mooi meisje dat met een eenvoudig jurkje en een prachtige
staart in d’r haar gewoon zichzelf staat te zijn.
Horst - Torenzicht
Veelgehoorde vraag dezer dagen: ‘Op jullie zoektocht naar architectonische
inspiratiebronnen belandden jullie eerst in Nieuw-Bergen en daarna in Venlo –
is er in Horst aan de Maas de afgelopen vijftien jaar dan werkelijk niets
inspirerends gebouwd?’ Antwoord: natuurlijk is het in Horst aan de Maas niet
louter kommer en kwel. Hier en daar is zelfs iets verrezen dat is ontsnapt aan
de dictatuur van de Horster Maat. Een voorbeeld van zo’n gebouw dat door de
mazen van het net heeft weten te glippen is Torenzicht, een appartementencomplex
aan de Doolgaardstraat.
Torenzicht, in 2007 ontworpen door K3 Architectuur uit Arnhem, wijkt af van de
meeste appartementencomplexen die de voorbije decennia in Horst zijn gebouwd. Die
complexen springen doorgaans in het oog door hun drukte. En anders wel door hun
behoefte om op te vallen. Drukte en de behoefte om op te vallen ontbreken bij
Torenzicht ten enenmale. De voorgevel telt meer dan tachtig ramen, in
verschillende formaten en ook nog op verschillende manieren ten opzichte van
elkaar gesitueerd. Toch leidt dat niet tot een bonte kermis. Integendeel: door het
ingetogen materiaalgebruik, het mooie ritme van de ramen en het afgewogen
kleurgebruik ademt die voorgevel juist rust.
Géén
doodsheid, nee, rust. Deze voorgevel wil zich niet mooier maken dan ie is, heeft
het niet nodig uit de band te springen, is zelfbewust, oogt misschien zelfs een
beetje aristocratisch. Wat leidt tot de ogenschijnlijke paradox dat dit gebouw
opvalt, terwijl het absoluut niet uitstraalt dat het die behoefte heeft.
Hoe anders is het dan gesteld met Den Doolhorst (uit 2011), nauwelijks honderd
meter verderop. Rust is hier ver te zoeken: een afgeplat dak, twee timpaantjes
die de daklijst doorbreken, kleuren die met elkaar vloeken, Franse balkons die
op onduidelijke gronden de aandacht naar zich toe trekken (vergelijk dit eens
met de Franse balkons van Torenzicht), in alle opzichten krankjoreme
belettering, veel te nadrukkelijk aanwezige kozijnen en ga zo maar door. In de
behoefte aan aandacht is alles uit de kast gehaald. Maar het ligt er te dik
bovenop, het is te doorzichtig. Met karakterloosheid als gevolg.
Den Doolhorst probeert iets te zijn – Torenzicht ís iets.