Vorige week belandde ik bij toeval op voormalig sportpark
Hoogveld, van 1967 tot aan de opheffing in 2010 de thuishaven van T.O.P. (Tot
Ons Plezier) ’27 uit Tienray. De fraaie entree is inmiddels verdwenen. Gelukkig
heb ik nog een foto:
Wel gebleven zijn de twee velden met in clubkleuren
beschilderde dug-outs.
Vandaag maakte VVV bekend de grasmat in De Koel te gaan vervangen
door een kunstgrasveld (een besluit dat volgens de clubleiding losstaat van het
al dan niet doorgaan van de plannen voor een nieuw stadion op het
kazerneterrein – gelooft u ’t?).
Ik houd niet van kunstgras, heb er nooit van gehouden en zal
er nooit van houden. Doet me teveel aan hockey denken, ofschoon ook wel enige
nostalgie in het geding zal zijn. Maar ik besef dat ik tot een achterhoede
behoor. Verzet heeft geen zin, kunstgras is de toekomst. M’n voetballende neefje
van 9 weet al nauwelijks anders meer.
Kunstgrasvelden zijn per definitie biljartlakens. Het grote
nadeel daarvan is dat de prachtige voetbaluitdrukking ‘een veld als een knollentuin’ dreigt uit te sterven. Hetzelfde staat
te gebeuren met de minstens zo mooie dialectvariant ‘kel, kel, waat enne plak’. Nu al groeien hele volksstammen voetballers
op zonder ooit kennis te maken met genoemde zegswijzen. Een gemis in hun
voetbalopvoeding, historisch besef hoort daar namelijk ook van deel uit te
maken. Daarom stel ik voor de twee velden van voormalig sportpark Hoogveld in
Tienray in hun huidige staat te conserveren.
Om voor toekomstige generaties voetballers aanschouwelijk te
maken waarvoor de voetbalbegrippen ‘een
veld als een knollentuin’ en ‘kel,
kel, waat enne plak’ ooit stonden.
O ja, nu we het er toch over hebben: laat die dug-outs ook
maar gewoon staan.