maandag 17 februari 2014

Intermezzo – Kaartenbank

In reactie op het eerste stuk over het Horster leesplankje schreef Franka Jacobs laatst: ‘Má ut blauwmenke zingt mooier [dan de jiets], tenminste zolang de maerklaf eum neet in de gate haet, assie zekdöämpels zit te aete.’
Mijn reactie: ‘Mijn opa gebruikte het woord blauwmenke ook altijd, maar is het nu de koolmees of de pimpelmees?’
Franka: ‘Het blauwmenke is de benaming die ik voor de heggenmus gebruik. Ik heb dat van mijn vader overgenomen, vanuit ons beider bovengemiddelde interesse voor vogels. Als die benaming niet klopt, zou ik het graag willen weten, ik zou dan wel teleurgesteld zijn trouwens. Vanuit een nostalgisch gevoel.’
Ik: ‘Je hebt natuurlijk gelijk: blauwmenke is de benaming voor heggenmus. Mijn opa zou ernstig teleurgesteld in mij zijn als hij had geweten dat ik het blauwmenke voor kool- of pimpelmees had uitgemaakt.’
Ik ging er altijd vanuit dat mijn opa de benaming blauwmenke vanuit z’n geboorteplaats Meerssen mee had genomen naar het noorden van de provincie. Uit wat Franka, die Horster wortels heeft zegt, blijkt al dat dat een verkeerde veronderstelling was. Sinds deze week ben ik er óók achter dat blauwmenke een benaming is die alleen in bepaalde delen van Noord-Limburg voorkomt en dat de heggenmus in de omgeving van Meerssen bastaardnachtegaal, hagenmus(je) of tuinmus wordt genoemd.
Bovenstaande valt op te maken uit kaart 10021 uit de Kaartenbank, een werkelijk fantastische databank van het Meertens Instituut die vorige week op het internet is geplaatst. De Kaartenbank bevat dertigduizend (30.000!) kaarten waarop Nederlandse en Vlaamse taal- of cultuurverschijnselen zijn getekend. Zomaar wat willekeurige vragen waarop de Kaartenbank antwoord geeft: welke afweermiddelen tegen nachtmerries zijn op welke plaats in het Nederlandse taalgebied in zwang? Hoe luidt de werkwoordsvorm ‘wij droegen’ in de verschillende Nederlandse dialecten? Hoe heet in de Limburgse dialecten het uitmaken wie mag beginnen bij een spel? Welke dialectbenaming heeft men waar in Nederland voor het woord ‘vork’? Welke benamingen bestaan er voor kabouters en wat zijn, verspreid over Nederland en Vlaanderen, de eigenschappen die worden toegekend aan kabouters?
Ook de door J.J. Voskuil beroemd geworden klassieker ‘Wat gebeurt er met de nageboorte van het paard?’ ontbreekt uiteraard niet.
De verleiding zo nog even door te gaan, is moeilijk te weerstaan. Maar neem vooral zelf een kijkje. Iedereen die geïnteresseerd is in taal, dialect en de meest uiteenlopende volkskundige verschijnselen zou zichzelf een groot plezier doen door dagelijks zeg een kwartiertje te grasduinen in de Kaartenbank. Ter verstrooiing, ter lering of ter vermaak.
Omdat het zo verleidelijk is en om het af te leren, nog eentje dan. Kaart 28220: aardbei. Volgens deze ongedateerde kaart bestaan in Nederland en Vlaanderen 111 verschillende benamingen voor aardbei. Variërend van jedbees tot ubber en van frenze tot idjebeie. Maar hoe zit het nu met het Horster esbaer, dat verschillende malen (klik hier en hier) op Horst-sweet-Horst aan de orde is geweest? Behoort dat ook tot die 111 benamingen? Ja! En de geografische verspreiding van esbaer? Die is zeer beperkt: Horst inderdaad en verder zou esbaer alleen in Grubbenvorst voorkomen (wat zou het mooi zijn als een Grubbenvorstenaar of Grubbenvorsterse dit kon bevestigen). Overigens zou volgens de kaart in Horst ook erdsbaer worden gezegd. Ik heb het nooit gehoord – u wel?
Ten slotte: de Kaartenbank mag op vele vragen antwoord geven, er zijn helaas ook vragen waarop ze het antwoord schuldig moeten blijven. Zoals deze: hoe heet een vrouwelijk blauwmenke? Blauwmenkespop? Blauwpöpke? Blauwwiefke? Suggesties als altijd van harte welkom!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten