Posts tonen met het label architectuur. Alle posts tonen
Posts tonen met het label architectuur. Alle posts tonen

vrijdag 8 augustus 2025

Intermezzo – Ongezien

Wat ook altijd weer verbaast, is dat je in een omgeving die je van onder tot boven en van links tot rechts denkt te kennen, toch telkens nog ontdekkingen kunt doen. Jarenlang ben je een plek gepasseerd en dan dringt ineens het besef door dat je al die tijd wel hebt gekeken, maar nooit hebt gezien. Een bijzondere boom, een opvallende brievenbus, een verroeste fiets, een interessant pand, een afgedankte plastic kindertractor die automobilisten moet aanzetten tot snelheidsmatiging: zó vaak ben je eraan voorbijgegaan en toch heb je ze nooit echt opgemerkt.

Dat ook mijn waarnemingsvermogen geregeld hapert, werd me vorige week weer eens duidelijk. Ter zelfverdediging zou ik kunnen aanvoeren dat ik geen héél frequent gebruiker ben van de Industrieweg in Sevenum. Maar dan nog is het onvergeeflijk dat ik als verklaard liefhebber van typografie en wederopbouwarchitectuur twee opmerkelijke uitingen hiervan aan de Industrieweg tot vorige week altijd over het hoofd heb gezien.


‘Landbouwbelang’ staat in strenge zwarte schreefloze koeienletters geschilderd op de zijgevel van een weinig elegante grijsgrauwe loods, onontkoombaar voor wie de loods vanuit oostelijke richting passeert. Nooit gezien.


Landbouwbelang: een representant van het rijke coöperatieve agrarisch verleden, in 2000 gefuseerd met CHV en in 2011 met Agrifirm, wat sindsdien de naam is van het bedrijf. Gebleven zijn die letters, als herinnering aan wat ooit was. Wereldschokkend? Nee. Wel een snoepje voor het oog.


Een ware lust voor het oog is de aanblik van een voornamelijk uit glas bestaande gevel van wat vermoedelijk een werkplaats was, helemaal aan het uiteinde van een braakliggend terrein aan de Industrieweg. Ook nooit gezien. Een glaspaleis met een geschatte breedte van meer dan honderd meter. Het dak lijkt gestript, maar goed zicht erop krijgen is lastig: hekwerk en prikkeldraad verhinderen een inspectie van nabij. Blokje om fietsen dan maar, naar de Spoorweg. Daar valt het pand wel van nabij te aanschouwen.


Een lange blinde gevel evenwijdig aan de straatkant en twee smalle zijgevels (de ene grotendeels glas, de andere blind) dwars op de straat. Het puntdak verkeert inderdaad in verregaande staat van ontbinding.


Overal hangen linten met het opschrift ‘Verboden toegang asbest’. Volledige sloop lijkt een kwestie van tijd. Waarom heb ik verdomme niet eerder goed uit mijn doppen gekeken, zodat deze verborgen schat op z’n minst goed gedocumenteerd had kunnen worden?

(Dit stukje verscheen eerder deze week ook in Via Horst-Venray)

zondag 6 juli 2025

Intermezzo – Biertunnel

Een kleine twee weken geleden begonnen aan de Schoolstraat, nabij de kruising met de Herstraat, graafwerkzaamheden. Het lijkt erop dat die inmiddels nagenoeg zijn afgerond. Pas vandaag realiseerde ik me dat ik daarmee een unieke kans heb laten schieten om met eigen ogen te aanschouwen of de gravers zouden stuiten op een biertunnel of de restanten daarvan.


Een biertunnel? Hoezo dat? Welnu: in de negentiende eeuw was nagenoeg alle grond rondom de kruising Schoolstraat-Herstraat in het bezit van de familie Vullinghs, een brouwersgeslacht. Op het huidige adres Schoolstraat 1, het pand waar nu Anja van de Smid zetelt, was destijds brouwerij De Roskam gevestigd.


In 1883 werd Piet Vullinghs (1848-1901) eigenaar van De Roskam. Hij was in 1894 betrokken bij de oprichting van het Horster Mannenkoor en behoorde tot de eerste bestuursleden. Het Mannenkoor repeteerde aanvankelijk in een café. Concerten vonden plaats in een schoollokaal. In het voorjaar van 1897 gaf Piet Vullinghs opdracht voor de bouw van een eigen concertzaal voor het Mannenkoor op een perceel recht tegenover zijn woonhuis en brouwerij. Die bouw begon op 1 juni 1897. Op donderdag 6 januari 1898 vond het eerste concert plaats in de nieuwe zaal, waarover het Venloosch Weekblad schreef: ‘De zaal, een sierlijk gebouw, op een goed punt in de kom der gemeente gelegen, is lang 23, breed 10 en hoog 7½ meter. Van binnen is zij rijk versierd door een mooi ameublement, waaronder een schoone piano en prachtig tooneel.’

Gezicht vanaf de Veemarkt op de mannenkoorzaal, vóór de bouw van pand Seuren (1912)
Piet Vullinghs verhuurde de zaal voor honderdtien gulden per jaar aan het Mannenkoor. Onderdeel van het contract was dat het koor er uitsluitend bier van Vullinghs mocht schenken. Verder – nu wordt het echt interessant! – had Vullinghs afgedwongen dat hij onder de zaal een kelder mocht bouwen voor de opslag van zijn bier. Hoe dat bier van zijn brouwerij in de tegenover gelegen mannenkoorzaal belandde? Via een biertunnel uiteraard! Dat is althans wat ik verschillende mensen in de loop der jaren heb horen beweren. Broodjeaapverhaal? Of is/was er echt zo’n tunnel? Wie het weet, mag het zeggen.


Overigens was vanaf 1937 de eerste en tot dusverre enige Horster bioscoop gevestigd in de mannenkoorzaal. Later werd ze het onderkomen van discotheek Modern en tegenwoordig van Flash Casino.   

Zoek de verschillen met de foto uit het begin van de vorige eeuw...
Geraadpleegde bronnen: Loe Derix, Oud Horst in het nieuws 1 (Horst 1990) p. 198-200; Marcel Pennings e.a., 100 jaar Horster Mannenkoor in woord en beeld (Horst 1994).

donderdag 26 juni 2025

Intermezzo – Landbouwwinterschool

Afgelopen week werd bekend dat de voormalige landbouwwinterschool aan de Venrayseweg in Horst behouden blijft. Goed nieuws. In de eerste plaats omdat er al veel te veel beeldbepalende openbare gebouwen uit de eerste naoorlogse decennia zijn gesloopt. Maar ook omdat de school een tastbare herinnering vormt aan de rivaliteit tussen Horst en Venray.


Jongens die na de lagere school meer wilden leren over het boerenbedrijf waren in de tweede helft van de negentiende eeuw aangewezen op landbouwcursussen in de wintermaanden. Die groeiden uit tot een vorm van volledig dagonderwijs die de naam landbouwwinterschool kreeg. Limburg kende landbouwwinterscholen in Sittard (sinds 1895) en Roermond (sinds 1919).

Na de Tweede Wereldoorlog groeide in Noord-Limburg de behoefte aan een landbouwwinterschool voor de eigen regio. Voor de locatie van die school waren twee gegadigden: Venray en Horst. Venray beriep zich op een deal uit 1945 waarbij de lagere tuinbouwschool in Horst zou worden gevestigd en de landbouwwinterschool in Venray. De tuinbouwschool zou inderdaad naar de gemeente Horst gaan en opende in 1947 in het jeugdhuis in Meterik zijn deuren. Maar toen het in 1949 tot een besluit moest komen over de landbouwwinterschool, herinnerde niemand in Horst en iedereen in Venray zich de afspraak uit 1945 nog. Schriftelijk bewijs ervan ontbrak, het dook althans niet op. Een speciaal in het leven geroepen commissie beslechtte het pleit uiteindelijk in het voordeel van Horst.


‘Slag voor Venray’, schreef de Venrayse deken Berden vervolgens in weekblad Peel en Maas. ‘Horst, dat sinds dat Venray door de oorlog geslagen machteloos neerligt, tracht ‘t centrum van Noord-Limburg te worden. Dit achteruit zetten van Venray, dat tracht overeind te komen, is heel erg.’ De redactie van Peel en Maas suggereerde dat ‘slechts de persoonlijke voorkeur van de scheidsrechter’ de doorslag had gegeven. Nogal wiedes: behalve de voorzitter, ir. A.L.H. Roebroek, eerder onder meer directeur-generaal van de Landbouw, bestond de arbitragecommissie die de locatie moest bepalen namelijk uit de burgemeesters van Horst en Venray. Zij prefereerden ongetwijfeld hun eigen gemeente als vestigingsplaats van de school.  Dus uiteraard was de stem van de ‘scheidsrechter’ doorslaggevend.


De Venrayse woede kwam in 1951 tot een kookpunt. Bij de openingsplechtigheid van de school was een van de sprekers de uit Meterik afkomstige Wim Droesen, Tweede Kamerlid voor de KVP én, in dit verband meer relevant, voorzitter van de Vereniging voor Landbouwonderwijs. Droesen noemde Venray in zijn speech ‘een sportieve verliezer’. Peel en Maas: ‘Misschien had hij beter “bedrogene” dan “verliezer” kunnen zeggen.’ Dat kon Droesen natuurlijk niet op zich laten zitten. Einde van het liedje was dat zowel Droesen als Peel en Maas wat water bij de wijn deden. Het knarsetanden was tot in de verre omtrek te horen.

(Dit is een, met dank aan Jan Janssen, verbeterde versie van het stukje dat gisteren verscheen in Via Horst-Venray)

zaterdag 21 juni 2025

Horst aan de Maas in oude ansichten (10) | Groene Kruisgebouw America


‘Kunnen die woningwetwoningen er ook op?’
‘Geen probleem.’
‘En een gedeelte van de woning rechts naast de woningwetwoningen?’
‘Kan, maar dan vallen links wat meters van het Groene Kruisgebouw weg.’
‘Doe maar, dat gebouw is al lang genoeg.’

Lang inderdaad, dat Groene Kruisgebouw. En ondiep, je kijkt er zo doorheen. Transparantie – maar dan echt, lang voordat dat woord tot een hol begrip was verworden. Eindelijk weg met dat bedompte gedoe! Gooi open die ramen en deuren! Licht, meer licht! Wolkjes aan de lucht? Niet miepen, de zon schijnt! Altijd dat optimisme, dat vooruitgangsgeloof dat spreekt uit jaren zestigansichtkaarten. Trots ook. Trots dat zo’n hypermodern gebouw zomaar in America is geland. Trots op die woningwetwoningen, met hun vijf betonnen blokjes boven de voordeur en hun antennes als parasolletjes op de taart. Kleine tegemoetkoming, die blokjes, ter onderdrukking van de nooit verstommende roep om decoratie. Is de overdadig aanwezige, gesloten vitrage in het Groene Kruisgebouw soms een vooruitwijzing? Naar het begin van het einde van de transparantie? Ja, het gebouw staat er nog. Geen schim meer van wat het was. Hermetisch, log, moe en der dagen zat, verstopt achter hagen.

Zou het Nel Kleuskens zijn die daarbinnen loopt, links naast de ingang?

zondag 1 juni 2025

Intermezzo – Paddeltje

Vanaf mijn geboorte is de voormalige kleuterschool ’t Paddeltje aan de Doolgaardstraat in Horst een constante factor in mijn leven. En pas nu het te laat is, kom ik verdomme op het idee er foto’s van te maken. Nee inderdaad, het gebouw is nog niet weg, maar het is wel z’n karakter kwijt, dichtgetimmerd als het sinds een tijdje is – denkend aan ’t Paddeltje zag ik altijd in de eerste plaats ramen, oneindig veel ramen.


Waarom ik er niet eerder foto’s van maakte? Ik vermoed vanwege het idee dat het toch geen haast deed omdat ’t Paddeltje bestemd leek voor de eeuwigheid. Wat ook zal hebben meegespeeld: ik ben er geen leerling geweest en het gebouw heeft me nooit bijzonder aangesproken – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Doolgaardschool –, ondanks mijn voorliefde voor wederopbouwarchitectuur.


De Horster kleuterschool was, net als de meisjesschool, van oudsher gevestigd in het ursulinenklooster, naast de Sint-Lambertuskerk. Nadat in 1953 met De Doolgaard een nieuwe meisjesschool was gebouwd, volgde vier jaar later ook een nieuwe kleuterschool. Op dinsdag 19 november 1957 zegende deken Debye het vierklassige schoolgebouw in. Aannemer was de Horster firma Cuppen-Beelen en architect de ervaren Manus Mens uit Vught, die ook de Doolgaardschool ontwierp. De nieuwe kleuterschool kreeg de naam ’t Paddeltje, naar Paddeltje, de scheepsjongen van Michiel de Ruyter, een boek van Joh.H. Been uit 1908 – vanwaar toch altijd die mallotige namen voor onderwijsinstellingen voor jonge kinderen?


’t Paddeltje moest uiteindelijk uitgroeien tot een schoolgebouw met elf klassen (acht leslokalen en drie speelzalen). Zover is het nooit gekomen omdat de eveneens vierklassige voormalige tekenschool aan de Jacob Merlostraat – in de volksmond ‘de Witte School’ –  jarenlang grotendeels voorzag in de behoefte aan ruimte voor kleuterschoolleerlingen.  


Tinie Mooren (1928-1996) was kleuterleidster aan die Witte School, maar ook bekend met ’t Paddeltje. In het boek De muren doorbroken uitte ze zich uitermate lovend over ‘t Paddeltje: ‘Ten opzichte van de Witte School was ’t Paddeltje geweldig. Daar had men ruimte, licht, ramen, aanrechtjes, een grote kleibak, een grote speelzaal, een speelveld en veel opbergkasten. Bovendien had men centrale verwarming en wij oliekachels.’

't Paddeltje in 1964. Links, bij het klimrek, Tinie Mooren.
De Wet op het basisonderwijs uit 1985 maakte een einde aan het zelfstandig bestaan van ’t Paddeltje. De kleuterschool werd onderdeel van De Doolgaard. Als dependance kreeg ’t Paddeltje na verloop van tijd de naam ’t Depje – over mallotige namen voor onderwijsinstellingen gesproken.


En nu nadert het einde. Een appartementencomplex, het zoveelste, komt er voor in de plaats. Weer een stukje jaren vijftig naar de gallemieze. Stemt toch een beetje verdrietig.

vrijdag 23 mei 2025

Intermezzo – Griendtsveen, een stervend dorp? (2)

Anderhalve week geleden schreef ik hier over de bijzondere scriptie uit 1949 van Jet Jansen over Griendtsveen. Vandaag het vervolg; in de komende tijd volgen meer afleveringen.

Jet opent haar scriptie met een korte schets van de geschiedenis van Griendtsveen. Die begint als de gemeente Horst in 1885 ruim vierhonderd hectare veengrond verkoopt aan ondernemer Eduard van de Griendt. Hij sticht een turfstrooiselfabriek die werk biedt aan arbeiders uit alle windstreken. Geleidelijk ontstaat rondom de turfstrooiselfabriek een dorpje, dat de naam Griendtsveen krijgt.


Hierna beschrijft Jet beeldend hoe Griendtsveen er in 1949 uitziet:
‘Een onbekende die het tegenwoordige Griendtsveen bezoekt wordt getroffen door iets eigenaardigs aan het plaatsje. Na een lange kanaalweg afgelegd te hebben, die op een zeker punt overgaat van zwart asphalt in rode steenslag, waarschuwt tegelijkertijd een groot bord “Eigen Weg” aan de kant, dat men Griendtsveens gebied betreedt. Eventjes later doemen dan aan weerszijde van het kanaal kleine huisjes op. Het hele gehucht doet sterk denken aan een verzameling speelgoedhuisjes, waarmee een kind een dorp gebouwd heeft. De huisjes staan ordelijk op een rij, elk huis heeft een tuintje, in ieder tuintje groeien viooltjes, naast elk huis ligt een turfhoop en iedereen kijkt op als er eens iemand langs komt. Een eindje buiten de kom van het dorp, in zover men hier van een dorpskom kan spreken, staat, verscholen tussen machtige bomen, een groot herenhuis “De grote villa”, waar de landeigenaar, tevens directeur van de N.V. Maatschappij Van de Griendt’s Landexploitatie woont. Het hele gehucht, uitgezonderd het klooster, de meisjesschool, pastorie en kerk, en de openbare school met het schoolhuis is opgebouwd door en eigendom van de Maatschappij. (…) Men ziet niet veel leven in het dorp, verkeer komt heel weinig door Griendtsveen, er is geen fabriekje of werkplaats te bespeuren.’

Dat nagenoeg het hele dorp eigendom is van de familie Van de Griendt, verleidt Jet tot een opmerkelijk kritische observatie aan het slot van haar beschouwing: ‘Het geheel doet sterk denken aan een feodale maatschappij in de Middeleeuwen, het kasteel met rondom de huizen van de ondergeschikten, de Heer met zijn onderhorigen.’


In de volgende aflevering meer over de bevolkingsopbouw en de middelen van bestaan in Griendtsveen in 1949. 

donderdag 1 mei 2025

Horst in oude ansichten (9) | Bejaardenflats Kuiperplein


Als een bok op de haverkist is ie erop gesprongen, de fotograaf, op de gloednieuwe Kuiperpleinflats. Misplaatste gretigheid. Had ie enkele maanden fotografisch geduld geoefend dan was er geen spoor meer te bekennen geweest van de woestenij op de voorgrond. Wat de monsterlijkheid van het flatgebouw onverlet laat. De jaren zeventig hebben hun intrede gedaan. De frisheid, de sprankeling, het vooruitgangsgeloof, vaak kenmerkend voor de architectuur van de eerdere naoorlogse decennia, hebben plaatsgemaakt voor ongeïnspireerde grauwe eenvormigheid. Illustratief: bejaardenhuis Berkele Heem (jaren vijftig) en de verpleegstersflat (jaren zestig) zijn letterlijk naar de zijkant gedirigeerd. De twee populieren houden de schone schijn nog enigszins op.

Vitrage tiert nog welig. Alle 24 raak, tel zelf maar na. Vitrage omdat het zo hoort, omdat iedereen het heeft? Voorkomen van inkijk? Toch niet op vijf hoog? Was het een voorwaarde om in aanmerking te komen voor een flat? Te allen tijde te vermijden: wegkwijnen achter de vitrage. Dus heeft moeder de vrouw manlief weggestuurd om boodschappen te gaan doen. Daar staat ie, enkele meters rechts van de ingang: zwart pak, wit colbertje, in z’n rechterhand een donkergekleurde boodschappentas van klein formaat. Verweesd, niet op z’n gemak, onzeker, de weg nu al een beetje kwijt.

zondag 30 maart 2025

Intermezzo – Puur schuur

Woorden vinden om te verklaren waarom je iets mooi of goed vindt, kan soms lastig zijn. Maar in het geval van de schuur aan de Swolgensedijk in Melderslo kost het me geen enkele moeite.


De schuur aan het oostelijke uiteinde van de Swolgensedijk in Melderslo is de mooiste schuur van Horst aan de Maas. Dat zit ‘m vooral in zijn puurheid, zijn eenvoud, zijn bescheidenheid, eerlijkheid zelfs. Hier worden geen spelletjes gespeeld, hier worden de zaken niet mooier voorgesteld dan ze zijn, hier wordt niets opgedirkt. Hier is alles wat het is. Pronken is niet nodig, de vrijstaande ligging te midden van onafzienbare blauwebessenplantages garandeert automatisch aandacht.


Hoe zalig dat het zicht op en de toegang tot de schuur niet worden verstoord door hekwerk. Een open mind in plaats van grimmigheid. ‘Kom hier even schuilen voor de regen.’ ‘Nou ja, als je echt niks anders hebt, kan je hier een nachtje doorbrengen, maar verwacht geen luxe.’  


De constructie van de schuur laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Form follows function. De visuele aantrekkingskracht schuilt bovenal in de vormgeving van de beide zijgevels. Met name de uitkragende planken aan het uiteinde van de voorgevel leiden tot een beeld van ongekende schoonheid.


De puurheid komt ook tot uiting in het materiaalgebruik: eenvoudige houten planken, onbeschilderd en op het oog ook verder nauwelijks bewerkt. Dat dit op sommige plekken tot reten leidt? Geen onoverkomelijk bezwaar.


Dat de westelijke zijgevel in vergelijking met de oostelijke een havelozer indruk maakt? Logisch gevolg van de overheersende wind-, regen- en zonrichting, moeten we te zijner tijd iets op verzinnen.


Valt op deze onovertroffen schuur dan werkelijk helemaal niets aan te merken? Toch wel: het detonerende golfplaten dak. ‘Ook dit getuigt van functioneel bouwen, eerlijkheid en utiliteitsdenken’, zou je kunnen zeggen. Inderdaad. Maar het oog wil ook wat. Hopelijk ontkomen de beide zijgevels in de toekomst aan dit wrede golfplatenlot.

zaterdag 11 januari 2025

Top 5 – Norbertuswijkse binnenterreinen

Op 23 februari van het afgelopen jaar ontving ik een e-mail van Jan Geurts, bewoner van de Noordsingel in Horst. Citaat: ‘Tijdens mijn wandelingen door o.a. de Norbertuswijk heb ik de verschillende hofjes bezocht die ooit bewust zijn aangelegd in deze wijk. Ik vond dat speciaal. Misschien is het wel aardig om een stuk te schrijven over de hofjes.’


‘Aardig’? Héél aardig! En dus reageerde ik als volgt: ‘Ik heb al sinds jaren een notitieboekje waarin ik onderwerpen noteer waarover ik ooit nog eens wil schrijven. Op 20 september 2014 noteerde ik daarin: “Binnenplaatsen Norbertus”. Ik vermoed dat wat bij jou, Jan, ‘hofjes’ zijn, bij mij ‘binnenplaatsen’ heten. Met andere woorden: volgens mij hebben we een fascinatie voor hetzelfde.’


We spraken af samen een wandeling te maken langs de Norbertuswijkse hofjes dan wel binnenplaatsen. Daar kwam het uiteindelijk pas op 4 juni van. Het enthousiasme spatte er aan beide zijden vanaf. Onze wandeling eindigde met mijn belofte op korte termijn een stuk te schrijven over de hofjes dan wel binnenplaatsen. En vervolgens liet ik het maes in ‘t vaerreke steken. Totdat ik twee weken geleden een mail van Jan ontving waarin hij onder meer schreef te hopen dat de hofjes nog steeds mijn interesse hebben. Jazeker hebben ze nog steeds mijn interesse, alleen hebben ze de pech te moeten concurreren met tal van andere interesses. Maar nu, een klein jaar na de eerste mail van Jan en met een herontwikkeling van de hofjes dan wel binnenplaatsen in aantocht, is het er dan toch eindelijk van gekomen.


Eerst iets over de Norbertuswijk. Door de naoorlogse bevolkingsgroei ontstond in de jaren vijftig van de vorige eeuw ook in Horst de behoefte aan meer woonruimte. Daarop besloot het gemeentebestuur ten noorden van de bestaande dorpskern een geheel nieuwe wijk te ontwikkelen. Ingenieursbureau J.J. Margry uit Breda maakte al in 1955 een ontwerp dat was gestoeld op de gedachte van de zogeheten parochiewijk. De parochiekerk, toegewijd aan Norbertus van Gennep, vormde het centrum van de nieuwe wijk. In de directe omgeving daarvan lagen pastorie, kapelanie, parochiehuis, school en winkels en daar weer omheen de woonhuizen, die waren bedoeld voor alle lagen van de samenleving. De nieuwe wijk, officieel Norbertuswijk geheten, maar in de volksmond ook bekend als Neej Dörp en Sjemdörp, kwam vanaf 1960 tot ontwikkeling. Met zijn ruime opzet, het vele groen en de differentiatie in woningtypes kan de wijk ook 65 jaar na zijn ontstaan wat mij betreft de toets der kritiek nog steeds doorstaan, waarbij dient aangetekend dat enig chauvinisme mij als langjarig bewoner niet helemaal vreemd is.


Maar dan nu de Norbertuswijkse hofjes dan wel binnenplaatsen, her en der in de wijk gelegen en in de meeste gevallen oases van rust en stilte. In het ideale geval zijn ze aan alle zijden ingeklemd tussen bebouwing, zijn ze aan één zijde toegankelijk voor auto’s en zijn ze aan meerdere zijden via brandgangen toegankelijk voor fietsers en voetgangers. Ik vermoed dat ze in de eerste plaats zijn bedoeld als veilige speelterreinen voor kinderen: zonder ook maar een straat te hoeven oversteken en zonder de noodzaak van ouderlijk toezicht kon het kroost zich hier uitleven. Daarnaast verschaffen ze toegang tot garageboxen. Maar hoe moeten we ze nu noemen: hofjes of binnenplaatsen? Ik zou zeggen: binnenterreinen. Voor ‘binnenplaatsen’ zijn ze te groot, voor ‘hofjes’ voor mijn gevoel niet idyllisch en niet intiem genoeg.


Zoals ik het zie telt de Norbertuswijk zeven binnenterreinen, maar ik geef onmiddellijk toe dat dat er ook meer of minder kunnen zijn als je er op een andere manier naar kijkt. Met mijn zienswijze snijd ik mezelf ook in de vingers omdat mijn geliefde biotoop tussen Prinses Marijkestraat, Julianastraat, Jan van Eechoudstraat en Gebroeders van Doornelaan, waarop ik van mijn derde tot mijn zesde vanuit onze huiskamer uitzicht had en waarin ik heel wat uurtjes heb doorgebracht, buiten de boot valt omdat hij niet aan alle zijden is ingeklemd tussen bebouwing.


Resteren dus zeven Norbertuswijkse binnenterreinen. Precies voldoende voor een, uiteraard uitermate subjectieve, Horst-sweet-Horst top 5 van Norbertuswijkse binnenterreinen. Komt ie:

5. Gelegen tussen Julianastraat (toegang voor auto’s), Jan van Eechoudstraat, Prinses Margrietstraat en Steffensstraat:


Dit is nauwelijks een oase te noemen; geasfalteerde oases bestaan helemaal niet. Het is ook geen kinderspeelparadijs, dus laten we het ‘functioneel’ noemen.
 
4. Gelegen tussen Noordsingel (toegang voor auto’s), Gebroeders van Doornelaan, Rembrandtstraat en Rubensplein (toegang voor auto’s):


Eerlijk gezegd nooit beschouwd als een binnenterrein. Pas mijn wandeling met Jan (achterbuurman) heeft me ervan overtuigd dat dit wel degelijk als een Norbertuswijks binnenterrein valt te definiëren. Dat ik het eerder niet zo zag, had te maken met het ontbreken van een ingeklemd-zijn-tussen-bouwblokken-gevoel. En dat had weer te maken met het vele groen, de niet gesloten bebouwing en de toegang voor auto’s aan twee zijden.
 
3. Gelegen tussen Prinses Marijkestraat (toegang voor auto’s), Prins Bernhardstraat, Jan van Eechoudstraat en Steffensstraat:


Uitlaatklep voor bewoners van de duplexwoningen aan de Prinses Marijkestraat. Die worden in de loop van dit jaar gesloopt, wat een verklaring vormt voor de momenteel enigszins verwaarloosde aanblik van het binnenterrein. Even verderop ligt, ingeklemd tussen Prinses Marijkestraat (toegang voor auto’s), Steffensstraat, Jan van Eechoudstraat en Julianastraat, een nagenoeg identiek binnenterrein:


2. Gelegen tussen Wittenhorststraat (toegang voor auto’s), Prinses Irenestraat, Meterikseweg en Prinses Beatrixstraat:


Het grootste van alle Norbertuswijkse binnenterreinen, eigenlijk de gedroomde nummer 1. Tot voor héél kort was het uitgerust met speeltoestellen voor kinderen, waarmee het misschien wel het meest exemplarische Norbertuswijkse binnenterrein is. Tussen 1970 en 1978 zetelde hier in een houten barak wijkgebouw ’t Östenriekske. Ook was er een peuterspeelzaal gevestigd.

1. Gelegen tussen Wittenhorststraat (toegang voor auto’s), Prinses Beatrixstraat, Zegersstraat en Prins Bernhardstraat:


Ondanks de gedroomde nummer 1 toch dit binnenterrein op 1 omdat dit van mijn zesde tot mijn negende mijn geliefde biotoop was, waar ik zicht op had vanuit mijn slaapkamer aan de Zegersstraat, waar ik via onze achterdeur meteen op uitkwam en waar ik ein-de-loos in heb gevoetbald. Nooit vergeten: net voordat we op een dag in Uden op bezoek gingen bij een oom en tante, kwam Joop T. me op het voetbalveldje nog snel even een keeperstraining geven. In de stortregen besloot Joop de focus te leggen op duiken. Met als gevolg dat ik van boven tot onder bemodderd thuiskwam, niet tot onverdeeld genoegen van mijn vader en moeder.


Even verderop ligt, ingeklemd tussen Wittenhorststraat (toegang voor auto’s), Prinses Beatrixstraat, Jan van Eechoudstraat en Prins Bernhardstraat, een nagenoeg identiek binnenterrein:



(Met dank aan Jan Geurts voor het idee, de wandeling en het becommentariëren van eerdere versies van dit stuk)

zaterdag 21 december 2024

Horst in oude ansichten (7) – Monument Jan van Eechoud

De ingetogenheid, het optimisme, het vooruitgangsgeloof van de jaren zestig. De welvaartstaat in opbouw, de antenne als fier statussymbool op elke schoorsteen (op die ene na dan). De idylle van bakstenen eenvoud en eenvormigheid. Schreeuwerigheid en borstklopperij zouden nog even op zich laten wachten. Zorgvuldig vormgegeven lantaarnpalen. Moderne kunst ter verheffing van het volk. Het grasveldje net te klein voor een volwaardig potje voetbal. Straten die liggen te wachten op stoepranters. In de verre verte lonkt de leegte. Achter de leegte het Gortmeules Kruus, de Gortmeule, de Paes, Castenray. In de nabije verte, meteen rechts naast het huizenblok op de achtergrond, een glimp van een bungalow. De bungalow van mijn opa en oma, Julianastraat 49. De melkboer hield er dagelijks z’n koffiepauze. Net buiten de kaart woonden wij, Julianastraat 25. Naast een trafohuisje. Daarnaast de ligusterhaag waar je je zo fijn achter kon verstoppen. Aan de overkant woonden Bèr en Fien. En Joop en John. Wier Lego-steentjes net niet pasten op de mijne. Bèr met zijn verreikende basstem. ‘Jóóóópie, kóm, aete!’ In hun huiskamer een bandrecorder, ons onbekend. Op hun televisie in het Duits nagesynchroniseerde cojbojseries, op hun radio schlagers. Heintje op het toppunt van z’n roem. Fien was fan.

woensdag 9 oktober 2024

Intermezzo – Gymzaal Meterik

Gisteren werd bekend dat onze plaatselijke Zonnekoning zijn begerig oog op de voormalige gymnastiekzaal in Meterik heeft laten vallen. In afwachting van de mogelijke joyeuse entrée aldaar van le roi soleil alvast wat over de geschiedenis van dit aan de Sint-Jansstraat gelegen pand.


Wat tot vorig jaar een gymzaal was, werd in 1891 gebouwd als school. Meterik beschikte al minimaal vanaf de eerste helft van de achttiende eeuw over een eigen lagere school. In 1849 opende op de huidige locatie een nieuwe school zijn deuren. Na veertig jaar voldeed dit gebouw niet meer. In 1891 werd daarom besloten tot nieuwbouw op dezelfde plek. Tot architect werd uitverkoren de in Roermond gevestigde Jan Jorna (1854-1927). Een jaar eerder had dezelfde Jorna al het gemeentehuis aan de Steenstraat in Horst ontworpen. Tien jaar later was hij ook verantwoordelijk voor het ontwerp van het huidige Gasthoês. Zijn school in Meterik heeft net als beide Horster gebouwen stijlkenmerken van de neorenaissance. Hoewel aanzienlijk soberder uitgevoerd dan gemeentehuis en Gasthoês, is de school evengoed rijkelijk voorzien van decoraties en siermetselwerk. Een markant element is nog altijd het zolderluik in de linker zijgevel.


De afmetingen van de school bedroegen 22,7 x 7,9 meter. De drie klaslokalen waren naast elkaar gesitueerd en vormden een gesloten front aan de straatzijde. Tegen de achtergevel was een gang gebouwd van 16,9 x 2,9 meter. Centraal daarin bevond zich de dubbele deur van de school die toegang verschafte tot de gang waaraan de drie lokalen lagen. Het schoolplein was gelegen achter die gang.


De school was 35 jaar lang bestemd voor zowel jongens als meisjes. Vanaf 1926 gingen de meisjes voortaan naar de bijzondere lagere meisjesschool in het Theresiaklooster. De school aan de Sint-Jansstraat ging verder als openbare jongensschool. Die werd in 1948 omgezet in een bijzondere school, vernoemd naar Sint Tarcisius.


In 1967 kwam een einde aan de schoolfunctie van het gebouw. Zowel jongens als meisjes genoten daarna lager onderwijs in het Theresiaklooster. Het schoolgebouw aan de Sint-Jansstraat ging vanaf 1970 fungeren als entree en kleedgelegenheid voor de aanpalende gymnastiekzaal die verrees op het voormalige schoolplein. De entree werd gecreëerd centraal in de gevel aan de Sint-Jansstraat. Het pand bleef vervolgens tot vorig jaar de functie van gymzaal behouden.

(Dit stukje is voornamelijk gebaseerd op T.H.G. Pubben, Horster historiën 4. Van leem naar steen (Horst 1993) 119-120)