Posts tonen met het label dialect. Alle posts tonen
Posts tonen met het label dialect. Alle posts tonen

vrijdag 11 juli 2025

Intermezzo – Boodschappenbriefje (14) | Riekske

Wat ook een eeuwigdurende bron van fascinatie blijft, is het dialect. Gedachtevorming over het dialect begint bij mij geregeld bij opgeraapte boodschappenbriefjes. Daarop tref ik wel eens woorden als appelsiene of petatte aan. Op het vorige week bij Albert Heijn in Horst opgeraapte briefje van pasfotoformaat ging mijn aandacht in eerste instantie uit naar het woord mettler. Nooit eerder gehoord of gelezen. Ineens viel me in dat het misschien hoorde bij garen kleur 1457 van de regel erboven. Googelen. En precies zo was het. Daarna viel mijn oog op snijworst. Vleesonnozel als ik ben, dacht ik dat elke worst snijworst is. Googelen. Niet dus: snijworst is een specifiek soort worst (dat ik graag aan me voorbij laat gaan).


Boven snijworst staat mik. Met mik heb ik van oudsher een problematische verhouding. Ik ben een native Horster dialectspreker. Mik is in het Nederlands een bepaald soort brood, maar in het Horster dialect staat mik als ik het wel heb voor brood in het algemeen. Net als wek. Terwijl ik ben grootgebracht met broëd. Dan komt mik er niet meer in. Onvolkomenheidje in mijn opvoeding, waarop ik voor de rest weinig heb aan te merken.


Ik besloot de onvolprezen Dialectatlas van het Nederlands uit 2011 er eens bij te pakken. Omdat ik dacht dat die een verspreidingskaart bevatte van dialectwoorden voor brood. Niet dus. Al bladerend bleef ik vervolgens hangen bij een kaart waarop de gangbare benamingen voor het woord vork in de Nederlandse en Vlaamse dialecten is weergegeven. Wat blijkt? In Noord-Limburg zou riekske de meest voorkomende benaming voor vork zijn. Riekske? Verket zal je bedoelen! Riekske (‘kleine riek’) is een prachtig, poëtisch woord, maar ik heb het nog nooit gehoord, ook niet als reekske, zoals het in het Horster dialect zou luiden. In de woordenboeken van het Horster, het Meerlo-Wanssums, het Venrays en het Venloos dialect kom ik riekske/reekske ook niet tegen in de betekenis van vork. Maar zie daar, Sevenum zou Sevenum niet zijn als het weer eens anders was. Uit het Sevenums woordenboek: Rikske  vork. “Met ’t riksken aete, Riekske, nit met ’t vuûsje.”’  


Om te verifiëren dat mik in het Nederlands inderdaad een bepaald soort brood is en niet brood in het algemeen, pakte ik de Van Dale erbij. Inderdaad: ‘Brood van fijn roggemeel.’ Andere betekenis van mik, volgens Van Dale: ‘Boomtak in de vorm van een tweetandige vork.’ Een verket? Een reek/riek(ske)? Nee, dat is dan weer een vörk in het Horster dialect. Enzovoort.

(Dit stukje verscheen deze week ook in Via Horst-Venray)

zaterdag 26 april 2025

Intermezzo – Vlagvertoon (3)

De Dienst Wetenschappelijk en Statistisch Onderzoek van Horst-sweet-Horst heeft vandaag weer een puik stukje werk afgeleverd. De dames en heren medewerkers van deze Dienst toonden zich maar al te graag bereid hun vrije dag op te offeren voor een staaltje comparatief statistisch onderzoek dat zijn weerga niet kent.


Begunstigd door een oranjezonnetje ging de Dienst de straat op om onafhankelijk onderzoek te doen naar de populariteit van het koningshuis in de kern Horst. In elk van de negen naar (voormalige) leden van het koningshuis vernoemde Horster straten werd het aantal uitgestoken roodwitblauwe vlaggen  geturfd. Vervolgens vergeleken de bureaumedewerkers van de Dienst de resultaten met die van exact hetzelfde onderzoek dat de Dienst vijftien jaar geleden uitvoerde (klik hier), toen Beatrix nog de scepter zwaaide.


Ziehier de uitkomsten van het onderzoek, met achter de straatnaam het aantal vandaag in die straat uitgestoken Nederlandse vlaggen en tussen haakjes het aantal op 30 april 2010:


Beatrixstraat 0 (1)
Bernhardstraat 2 (2)
Emmastraat 0 (1)
Irenestraat 1 (1)
Julianastraat 2 (1)
Margrietstraat 1 (2)
Marijkestraat 0 (0)
Oranjestraat 0 (0)
Willem Alexanderstraat 1 (1)


Voor definitieve conclusies is het nog te vroeg, maar aan de vaststelling dat de toch al niet zo heel grote populariteit van het koningshuis in Horst danig is teruggelopen, valt niet te ontkomen. Hing in 2010 nog gemiddeld 1,0 vlag in de naar leden van het koningshuis vernoemde straten, in 2025 is dat aantal met bijna een kwart gedaald tot 0,78.


Naar de oorzaken is het vooralsnog gissen. Aan het weer kan het nauwelijks liggen: dat was droog en zonnig, net als in 2010. Zou dan toch het gebrek aan charisma van onze voormalige prins Pils debet zijn aan deze uitkomst? Of ligt de oorzaak eerder in de spreekwoordelijke Horster nuchterheid – weej laote ós genne wind inne bóks jage? De definitieve resultaten van het onderzoek en daarmee ook de antwoorden op deze vragen worden over enkele maanden verwacht.

N.B. De oplettende lezer zal ongetwijfeld het Wilhelminaplein missen in het rijtje van naar leden van het koningshuis vernoemde Horster straten. Maar het Wilhelminaplein was uitgesloten van deelname. Dit vanwege het sterke vermoeden dat de aanwezigheid aldaar van Nederlandse vlaggen meer met effectbejag dan met oranjegezindheid te maken heeft.

woensdag 16 april 2025

Intermezzo – Boodschappenbriefje (13)

Wat óók heel erg wordt onderschat als historische bron zijn boodschappenbriefjes. Elk boodschappenbriefje is een spiegel van zijn tijd. Onder meer aan de producten op het briefje, aan de spellingswijze van die producten, aan het papier waarop het briefje is geschreven, aan het handschrift waarin het is opgesteld en aan het materiaal waarmee het is beschreven, laat een boodschappenbriefje zich vrij eenvoudig dateren. 

Neem nu dit boodschappenbriefje, dat ik vorige week vond in een winkelwagentje van het Horster filiaal van Lidl:


Ik lees er dit in:
Banane, prei, sla, paprika
bulki
Hagel wit-bruin
chlor, kichen reiniger sprei!

Om te beginnen de inhoud van het briefje. De eerste regel behoeft geen uitleg. Dan bulki, een woord dat voorkomt in een hele reeks Slavische talen, onder meer in het Russisch, Oekraïens, Pools en Tsjechisch. Het betekent broodjes. Hagel wit-bruin moet gemengde hagelslag zijn, chlor is uiteraard chloor en kichen reiniger ongetwijfeld keukenreiniger. Resteert sprei. Dat sprei een beddensprei zou betekenen, lijkt me in deze context hoogst onwaarschijnlijk. Uiteindelijk kwam ik tot de slotsom dat de auteur met sprei welhaast zeker spray moet bedoelen: ‘Ik wil geen willekeurige keukenreiniger, maar een keukenreiniger die sprayt.’

Nu het briefje als spiegel van zijn tijd. Bananen kwamen pas kort na de Tweede Wereldoorlog op grote schaal naar Nederland, gemengde hagelslag en keukenspray nog enkele decennia later. Toch weerspiegelt dit briefje zijn tijd minder in de producten zelf dan in de schrijfwijze ervan. Die verraadt dat de auteur waarschijnlijk geen Nederlandse maar een Oost-Europese achtergrond heeft. Had ik dit briefje veertig jaar geleden gevonden dan zou het een absolute sensatie zijn geweest. Nu kijk je er nauwelijks van op. De opsteller zou zomaar een Oekraïense vluchteling, een Poolse arbeidsimmigrant of een Tsjechische kenniswerker kunnen zijn – een Russische spion lijkt me iets minder waarschijnlijk.

Duidelijk: dit briefje weerspiegelt vooral de huidige globalisering. Maar ook de intregratie. Wat het briefje namelijk extra bijzonder en indrukwekkend maakt, is dat het in het Nederlands is gesteld. Zelf zou ik er niet aan moeten denken te worden geparachuteerd in een land waarvan ik de taal niet beheers. Om er enigszins te kunnen functioneren zou ik me die vreemde taal eigen moeten maken. Stel dat me dat al zou lukken, zou ik dan ook in die taal gaan denken en mijn boodschappenbriefjes in die taal gaan schrijven? Denken in een andere taal zou me absoluut niet lukken, denk ik. Dat ik mijn boodschappenbriefjes ooit in een andere taal dan het Nederlands zou schrijven lijkt me bijzonder onwaarschijnlijk. Alle respect dus voor de schrijver van bovenstaand briefje.

P.S. Er dieper over nadenkend bedacht ik me dat het bij mezelf toch anders zit dan ik in eerste instantie dacht. Ik denk namelijk in het Horster dialect. Ik denk dus petatte, appelsiene, broëd, thië, snuupkes en wullewoepe. Maar mijn boodschappenbriefje ziet er in dat geval zo uit:


Waarom ik in het Horster denk maar in het Nederlands schrijf? Omdat het Horster weliswaar van kinds af mijn eerste spreektaal is, maar het niet mijn eerste schrijftaal was. Denk ik.

(Dit stukje verscheen vandaag in minder uigebreide vorm ook in Via Horst-Venray)

maandag 17 maart 2025

Intermezzo – Voormalige vuilstortplaatsen (2) | Gasthoêskoel

Koel betekent in het Horster dialect niet alleen ‘koel’ en ‘kuil’ maar ook ‘poel’. Ook schuin tegenover het huidige Gasthoês bevond zich zo’n koel, die – hoe verrassend – Gasthoêskoel werd genoemd.


Op deze foto uit 1931, genomen vanaf de Bakensmolen, is links een deel van de Gasthoêskoel te zien. Verder op de voorgrond de textielfabriek van de gebroeders Rutten, daarachter het Gasthuis (nog zonder kapel) en daar weer achter het ursulinenklooster en de Sint-Lambertuskerk.


Op bovenstaande kaart uit 1895 is de koel ook al ingetekend. Getuige onderstaand krantenbericht uit 1908 werd de Gasthoêskoel in elk geval gebruikt om de was in te doen:


Terzijde: het bericht illustreert perfect de betekenis van het dialectwoord wâswiêf. Terug naar de Gasthoêskoel: er zal in en rondom de poel ongetwijfeld veel plezier zijn beleefd, toch is de koel in krantenberichten vrijwel uitsluitend terug te vinden als er sprake is van incidenten. Meestal hadden die een goede afloop, zoals hierboven en ook in 1906


en in 1911, toen een op de poel schaatsende jongen door het ijs zakte.


In 1918, toen opnieuw een jongen bij het schaatsen door het ijs zakte, liep het minder goed af:


De was doen, schaatsen, zwemmen misschien, maar hoe zit het dan met de Gasthoêskoel als vuilstortplaats? Het lijkt erop dat in de jaren twintig voor het eerst stemmen opgingen om de koel te dempen. In mei 1931 was het zover. Het dempen verliep op bijzonder praktische wijze: de gemeente wees de Gasthoêskoel samen met de Middelijksekoêl aan als locatie voor het storten van puin en huisvuil, zodat de koel geleidelijk zou verdwijnen.


Binnen twee jaar moet het karwei al zijn geklaard, blijkt uit krantenberichten waarin sprake is van ‘de gedempte Gasthuiskuil’. Een voorstel om het perceel vervolgens in te richten tot woonwagenkamp haalde het niet. Het duurde tot 1937 voordat een bestemming werd gevonden: op 18 maart van dat jaar besloot de gemeenteraad tot de bouw van een veemarkthal ter plekke. Die was nog voor het einde van het jaar gerealiseerd (kom daar nu nog maar eens om).

vrijdag 28 februari 2025

Intermezzo – Platte plaatsnamen

‘Ow gemint deut niks vör os taal! Dus doon weej wat zeej zujje motten doon!’ En dus beplakte PLAT, de Polletieke Limburgse Actiegroep Taalbeleid, onlangs de plaatsnaamborden van de zestien kernen van de gemeente Horst aan de Maas met de dialectnaam van de betreffende kern (bekijk hier een filmpje van deze actie).


Wat is PLAT? Daarvoor kunnen we terecht op de PLAT-website. Enkele citaten:
‘PLAT is opgerich door twee jónges oet Nederlans-Limburg die beide väöl passie veur 't Limburgs höbbe. Limburgs is sinds 1997 ein door 't Riek erkèndje regionaal taal. Wae wille 't idee doorbraeke det oos taal allein mer ein variant is van 't Nederlands. Veer wille 't  Limburgs laevendig haje. Limburgs is de taal van ós. De taal van 't hert. Mer 't is väöl meer es allein 'n taal. 't Is ouch deil van oos cultuur, van waem veer zeen, van oos identiteit.’
Wat ik hiervan denk? Ik prijs mezelf gelukkig dat ik (Horster) dialectspreker ben. Of ik daarmee automatisch ook spreker van de Limburgse taal ben, betwijfel ik. De argumenten die worden aangevoerd om te bewijzen dat het Limburgs een taal zou zijn, kunnen me niet overtuigen. Zoals het voor mij ook maar de vraag is of een Limburgse identiteit en een Limburgs bewustzijn bestaan: ik heb de indruk dat in Limburg het lokale, regionale en nationale bewustzijn aanzienlijk sterker zijn ontwikkeld dan het provinciale, misschien met uitzondering van de carnavalstijd.


Desalniettemin heb ik geen enkele moeite met de plakactie van PLAT. Over de PLAT-spelling ga ik ook niet zitten mierenneuken, het zal me worst wezen of je Melderslo in het dialect (of in de Limburgse taal…) schrijft als Melderse, Mèlderse, Maeldurse of Maelderse. Laat de Limburgse taalpolitie haar tanden hier maar op stukbijten.


Wat wel enigszins onbegrijpelijk is, is dat PLAT iets heeft gemist. Namelijk dat het niet Melderse is, maar de Melderse. ‘Wao woënde geej?’ ‘Ik woën in de Melderse. En ok óppe Melderse.’


Bij de plaatsnaamborden van Meterik en Hegelsom is PLAT op dezelfde manier in de fout gegaan: niet Miëterik maar de Miëterik; niet Haegelsum maar d’n Haegelsum.


Onmachtig als ik het Zaerums dialect ben en niet uit op ruzie met de Zaerumse, waak ik ervoor al te absolute uitspraken te doen over Kroeënenberg. Toch lijkt me dat ook voor die plaatsnaam in het dialect een lidwoord thuishoort: de of d’n Kroeënenberg.


Overigens word ik intussen gekweld door de vraag wat het Horster dialectwoord voor mierenneuken is. Iets met zekdumpel erin veronderstel ik. Iemand enig idee?

dinsdag 21 januari 2025

Intermezzo – Internationale Knuffeldag

21 januari, internationale Knuffeldag. Dus ook in Horst aan de Maas, waar Háy zo ongeveer de hele dag op diverse locaties bezig is geweest om Jan en alleman te knoevele. Háj Háy ’t gewiëte, háj Háy ’t meschien wal ni gedò. Ma meschien ok wal. Hoe dan ook, een en ander heeft geleid tot de exclusieve Horst-sweet-Horst top 6 van Háy’s knoevels op internationale Knuffeldag. Komt ie:

6.

5.

4.

3.

2.

1.

vrijdag 17 januari 2025

Intermezzo – Lang zök

op een mistige ochtend
door de schoolstraat lopen
de ene man tegen
de andere man
horen zeggen
diiin haet lang zök á

en dan samen
met die twee mannen
weten
dat diiin geen
lange sokken aanheeft
maar korte sokken
of anklets
of kniekousen
of helemaal geen sokken

donderdag 9 januari 2025

Intermezzo – Schravelende oudjes

Rond het middaguur zijn bij de supermarktkassa een vrouwelijke klant van middelbare leeftijd en een caissière met elkaar in gesprek.


Ik háj ma effe gewacht totdát ’t nimmer sniëjde.
Verstendig.
Ik háj gedócht dát ’t hee nou wal vul drukker zöj zie.
Nae, vámerge wao ’t juust vul drukker.
Toen ’t zò hárd sniëjde?
Jao, allemaol oudjes.
Dát mende ni!
Acht ván de tien maense óp de parkeerpláts waore aldere.
Dát háj ik noëit gedócht.
Da kunne ze wer gaon klage as ze valle.
Jao. Ik begriep die maense ni.
Ze halde d’r gewoën vá um te schravele.
Dát zal ’t zien.
Jao.
Hojje wàh.
Hojje.

woensdag 8 januari 2025

Top 5 – Molenbeekwegse molshopen

Qua mollenkennis heb ik me de afgelopen decennia nauwelijks ontwikkeld. Als ik héél eerlijk ben moet ik zelfs bekennen dat Momfer, de wat meelijwekkende, immer kuchende bebrilde mol met Limburgs accent in de Fabeltjeskrant, begin jaren zeventig de laatste mol was aan wie ik serieus aandacht heb geschonken. Maar nadat ik vanmiddag aan de Molenbeekweg in Horst een heus molshopenlandschap had ontdekt, voelde ik me met het oog op dit stukje verplicht mijn mollenkennis weer wat bij te spijkeren.


De Molenbeekweg is een industrieterreinweg die pijn doet aan de ogen. Vandaar dat ik ‘m het liefst mijd. Vandaar dat ik niet eens wist dat de Molenbeekweg – die de Meldersloseweg met de Bremweg verbindt en vreemd genoeg op respectabele afstand van de Molenbeek ligt – Molenbeekweg heet. Toch valt zelfs aan die ellendige Molenbeekweg soms iets te beleven. Nu dus een indrukwekkend molshopenlandschap. Dat bestaat uit liefst 82 molshopen (eigenhandig geteld), gelegen in een nagenoeg rechte lijn, parallel aan het wegdek.


Even wat willekeurige mollaria die ik de voorbije uren opdiepte, ter bijspijkering van in elk geval mijn maar wellicht ook uw mollenkennis. In zo ongeveer heel Horst aan de Maas is moêtwaôrm het wonderschone dialectwoord voor mol. Mollen zijn integenstelling tot wat vaak wordt gedacht niet blind en komen in heel Nederland voor, met uitzondering van de Waddeneilanden. Ze graven gangen tot een diepte van meer dan een meter. De vlak onder de oppervlakte gelegen mollengangen heten mollenritten (ook al een mooi woord). De mol graaft deze gangen met een snelheid van twaalf tot vijftien meter per uur. Bij het graven ontstaan hopen zand die molshopen worden genoemd. Volgens Google Translate heet een molshoop in het Duits Maulwurfshügel, in het Engels molehill, in het Limburgs molheuvel (geloof ik niks van), in het Frans taupinière, in het Fins myyränmätäs en in het Italiaans talpa.



Genoeg gemold, hier komt-ie, de exclusieve Horst-sweet-Horst top 5 van Molenbeekwegse molshopen:

5.

De meest stenige van het hele stel, moet sporen hebben achtergelaten in ’s mols gebit

4.

 Kakelvers, net gebakken, nog nadampend

3. 

Met afstand de breedst uitwaaierende (43,8 centimeter) hoop van alle 82 hopen

2.

Het meest anarchistische drietal van het hele stel, met de guts om af te wijken van de rechte lijn

1.

De machtige heerser over dit mollenimperium, even arrogant als onweerstaanbaar, even ongenaakbaar als majestueus 

zaterdag 7 september 2024

Intermezzo – Schume (2)

Telkens weer strelend om te merken dat een stukje wordt gelezen en reacties oproept. Zoals het stukje vorige week over schume (klik hier), een dialectwoord dat je tekort doet door het met ‘stelen van vooral fruit’ te vertalen, hoewel het dat volgens de letter der wet wel is. Zoals vorige week betoogd zie ik schume eerder als een kwajongensstreek, een vorm van baldadigheid.


Sommige lezers vroegen zich af wat het verschil is tussen schume, schoepe en jatte. Iemand zag een opwaartse lijn in de ernst van het vergrijp: ‘Te beginnen bij schume (een appel van de boom) naar schoepe (een glas in een café, wat je verzameling aanvult) en dan jatte (een fiets of groter voorwerp).’ Dit komt naadloos overeen met mijn interpretatie van deze begrippen.


Mijn vermoeden dat vooral jongens zich bezondigen aan schume werd door een aantal lezers tegengesproken. Vrouwelijke lezers welteverstaan. Ervaringsdeskundigen zelfs, die net als ik herinneringen ophaalden aan appels schume in de boomgaard aan de Vliegert in Castenray: ‘Ok megjes die noa Boschveld fietste schuumde huur! De ierste ni-je appels zien zó lekker. Ikzelf durfde ‘t aan en woord geliek bestraft mit unne groete scheur in miene jas door de peendroad.’ Een andere vrouwelijke lezer: ‘Totdat de boer in de bongerd lag en je schooltas van de fiets trok. Die kon je dan met je ouders op komen halen.’ Ook anderen refereerden aan de eigenaar van de boomgaard die schumers met hun ouders bij hem thuis ontbood. Dat de politie er niet aan te pas hoeft te komen, onderscheidt schume trouwens misschien ook wel van jatte. 


Weer een andere lezer wiep de prikkelende vraag op of het welbewust niet scannen van producten aan de zelfscankassa misschien een eigentijdse variant op het schume van vroeger is. Ik ben geneigd die vraag met ‘nee’ te beantwoorden. Omdat dit vergrijp een breder scala van producten bestrijkt dan uitsluitend fruit, maar nog meer omdat het welbewust niet scannen van producten aan de zelfscankassa het element van goedmoedigheid ontbeert dat schume voor mijn gevoel wel heeft. Maar heel af en toe bewust per ongeluk bij een steenrijke grootgrutter een product vergeten te scannen beschouw ik nu ook weer niet als een halsmisdrijf. Ik zou het eerder willen kwalificeren als schoepe. Trek hier trouwens niet de conclusie uit dat ik me schuldig zou maken aan zelfscankassabedrog. Dat heeft in dit geval niets te maken met mijn notoire braafheid. Wel met het feit dat ik een principieel zelfscankassamijder ben. Daarover een andere keer misschien meer.

(Dit stukje verscheen afgelopen woensdag in iets andere vorm ook in Via Horst-Venray)

donderdag 29 augustus 2024

Intermezzo – Schume

Graaiend in de grabbelton die dialect heet, stuitte ik een dezer dagen op het werkwoord schume. Als de zomer op z’n laatste benen loopt, breken namelijk de hoogtijdagen van het schume aan. Althans voor mijn gevoel en althans vroeger.


Beeld dat onmogelijk uit mijn geheugen is te griffen: appels schume eind jaren zeventig uit de grote boomgaard aan de Vliegert, in het buitengebied van Castenray. Veel bedreven bezigheid door uit Horst en omstreken afkomstige leerlingen van Boschveldcollege en Jeruzalem in de eerste weken na de grote vakantie. Maar niet door mij. Waarom niet? Lafjes zou ik kunnen zeggen dat de smaak van het aldaar geteelde ras appels me niet aanstond. Of dat mijn vaste route van en naar Boschveld via de destijds nog onverharde Oosterbosweg verliep. Maar het eerlijke antwoord is dat ik te braaf was om appels te schume.    


Schume is een woord dat voorkomt in de dialectwoordenboeken van zowel Horst (schume) als Meerlo-Wanssum (schümme) als Sevenum (schûme) als Venray (schume). Betekenis? ‘Kleine diefstal’ volgens het Venrays woordenboek. Het dialekt van de gemeente Meerlo-Wanssum zegt ‘stelen op kleine schaal, b.v. appels en kersen door jongens’. Zou best eens kunnen kloppen dat vooral jongens zich eraan bezondigen. ‘Stelen’ of ‘diefstal’, zoals al die woordenboeken zeggen, zal het volgens de letter der wet ongetwijfeld zijn. Toch zie ik schume eerder als een sport om te ontkomen aan de grijpgrage handen van de eigenaar van de fruitbomen. Om het fruit zelf is het de schumers veel minder te doen, vermoed ik. Beschouw het als een vorm van baldadigheid, iets dat irritant kan zijn maar waar je verder niet al te dramatisch over moet doen.


Wordt er tegenwoordig nog geschuumd? Weinig, naar mijn idee. Wordt er tegenwoordig nog illegaal fruit geplukt in boomgaarden? Evenveel als vroeger lijkt me. Wat is dan het verschil? Dat het werkwoord schume – ‘schuimen’ is trouwens het Nederlandse equivalent – vandaag de dag nauwelijks nog wordt gebruikt. Is dat jammer? Ja, in mijn ogen is de teloorgang van het dialect een verarming, het dialect is een factor die mede onze identiteit bepaalt. Maar soms gaan dingen zoals ze gaan. Tegen bepaalde ontwikkelingen is het nagenoeg onmogelijk weerstand te bieden. Ik vrees dat dat ook voor het dialect geldt, alle subsidies en speciale stimuleringsprogramma’s ten spijt. De verarming van het dialect zal in steeds hoger tempo voortgaan totdat het over enkele generaties is verworden tot folklore.

Wie nog wil gaan schume kan daar maar beter niet te lang meer mee wachten.  

(Dit stukje verscheen gisteren ook in Via Horst-Venray)

woensdag 8 juni 2022

Intermezzo – Maert

Dinsdag, marktdag.
In Horst althans.
Maert.
De markt is om te zien, te ruiken, te proeven.
Je ziet grijze golvers.
Je ruikt spruitjes.
Je proeft belegen kaas.
Toch moet je de maert in Horst vooral horen. Hier, in dit reservaat voor pensionado’s, regeert het dialect. Favoriete gespreksonderwerp, vooral bij vrouwen, de medische stand van zaken bij deze en gene. Dokters, behandelingen, aandoeningen, operaties zijn nooit ver weg.
‘Hedde ‘t ál gehuürd?’
‘Nae, toch!’
Onderwijl knaoje de mannen over het weer en spreken ze schande van de gemaent. Vergeetachtigheid valt niet altijd te onderdrukken.
‘Verrek, hoe schrieft di zich ok alwaer?’
‘Zo begint het’, hoor je de vrouwen denken.
De marktkooplui, overwegend goedgemutste Brabo’s, laten zich het dialect aanleunen.
‘Wat zal het zijn?’
‘Twië duëskes esbaere en enne zak petatte, gaer.’
‘Dat is dan vijf euro vijftig.’
‘Asteblif!’
‘Bedankt! Fijne dag nog.’
‘Hojje wah!’
De accordeonist ondermijnt de couleur locale. En tegelijkertijd versterkt hij haar. Getolereerd worden is zijn beloning. En zijn lot.
Ni dá?

zaterdag 1 januari 2022

Intermezzo – Wandelgang (6) | Lotte Spreeuwenberg

‘Het lijkt me leuk als niet ik, maar jíj de route bepaalt.’ Shit. Het was nu juist zo heerlijk om verlost te zijn van die loden last telkens zelf een route te moeten verzinnen. Zal ik even de autoritaire leider gaan uithangen? Zit niet zo in me. Bovendien moet ik m’n zegeningen tellen: als de allereerste 40-minner zich meldt om met me te gaan wandelen, is nederigheid gepast. Dus bel ik donderdagmorgen om tien uur op de Meterikseweg aan bij Lotte Spreeuwenberg. Lotte (30) is filosoof, is geboren in Melderslo, heeft gestudeerd en gewoond in onder meer Tilburg en woont sinds kort in Horst. We kennen elkaar.


Ik heb bepaald dat de route voert langs alle plaatsen waar ik heb gewoond, in chronologische volgorde – dat mijn complete woongeschiedenis zich afspeelt in Horst is in dit geval wel een voordeel. Maar goed, over mijn woonverleden misschien een andere keer meer. Vanaf nu ligt de nadruk op Lotte en ons gesprek. Dat gaat, zoals altijd, vooral over politiek en allerlei maatschappelijke vraagstukken. Inderdaad, er bestaan mensen die daar uren aan een stuk over kunnen lullen – wij behoren tot die zeldzame soort. In een groter gezelschap wordt het er met zulke gespreksonderwerpen doorgaans niet gezelliger op, maar nu we toch met z’n tweeën zijn en er niemand is om vermoeid te zuchten of ‘gaap gaap’ te roepen, nemen we het er ook maar van. De details zullen we u besparen.


Regelmatig terugkerend gespreksthema tijdens de wandeling: in hoeverre wil je bereid zijn je levensgeluk op te offeren aan je strijd voor een betere wereld? Sylvana Simons, voor wie we allebei groot respect hebben, zien we bijvoorbeeld als iemand die welbewust haar persoonlijk welzijn opzij schuift in haar streven haar idealen te realiseren. Zó ver is Lotte niet bereid te gaan, al knaagt dat wel. Omdat voor jezelf kiezen, ook al is het maar voor een beetje, voor Lotte voelt als een concessie.


Als we om het Dendron College heen wandelen blijkt warempel dat we ondanks het grote leeftijdsverschil dezelfde gymleraar hebben gehad, Lotte op het Dendron, ik op het Boschveldcollege in Venray. Nog een overeenkomst: we hadden allebei de pest aan deze man. Nog een overeenkomst: we hadden allebei een gruwelijke hekel aan gymnastiek. Geen overeenkomst: Lotte wilde nog wel eens spijbelen, ik, brave borst, niet. Geen overeenkomst: ik vond school verschrikkelijk, Lotte denkt ondanks die gymleraar met veel plezier terug aan het Dendron. Ze heeft er veel vrienden en bekenden aan overgehouden. En die vormen een van de redenen voor haar terugkeer naar Horst aan de Maas. Dat die terugkeer de ontwikkeling van haar carrière misschien in de weg zit, deert haar niet echt: ze krijgt er gezelligheid, humor en niet te vergeten het Horster dialect voor terug.


Als we weer terug zijn op de Meterikseweg blijkt dat we 9,24 kilometer hebben afgelegd, een recordafstand voor deze serie. Dat samenvatten in een paar honderd woorden is ondoenlijk. Ik pik er nog één puntje uit: twee jaar geleden schreef Lotte een artikel over haar beide grootmoeders. Dat heeft haar inzicht gegeven, haar doen beseffen hoe goed het is om te weten waar je wortels liggen en hoezeer die persoonlijke geschiedenis en de omgeving waarin die zich heeft afgespeeld, bepalen wie je bent. Onbegrijpelijk dat hiervoor in het onderwijs niet meer aandacht is, vinden we allebei. 


Dit was aflevering 6 van Wandelgang, een serie wandelingen in de kerstvakantie met Horst-sweet-Horst. Klik hier voor een toelichting op deze reeks. Wil je ook een keer meewandelen met Horst-sweet-Horst? Dan ben je te laat: helemaal volgeboekt!