Posts tonen met het label Jan Verheijen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Jan Verheijen. Alle posts tonen

zaterdag 11 mei 2019

Intermezzo – Horster volkslied

Er bestaan tal van definities van het begrip ‘volk’. Volgens sommige van die definities zou je de inwoners van Horst aan de Maas, of zelfs de bewoners van de afzonderlijke zestien kernen waaruit de gemeente bestaat, als een volk kunnen betitelen. Maar ik ken niemand die ons (of de Kronenbergers of de Tienraynaren of de Lottumers enz.) als een volk beschouwt. Toch hebben zowel de gemeente als geheel als een aantal van de afzonderlijke kernen een eigen volkslied. Maakt dat wat uit? Nee!


De kern Horst heeft zelfs meerdere volksliederen. Deze week is een oud Horster volkslied, Horst in Limburg, schone gouwe, nieuw leven ingeblazen. En wel door twee krasse knarren (de 88-jarige Jan Joosten en de 98-jarige Piet van den Munckhof) en twee jonge honden (Sjors Driessen en Bas Nellen). Dat feit alleen al maakt het tot een prijzenswaardig initiatief. Aandoenlijk toch als je het beluistert?



Hallo Horst aan de Maas schonk in zijn jongste editie uitvoerig aandacht aan dit volkslied en de nieuwe versie daarvan (klik hier en klik op ‘Week 19’ onder Horst aan de Maas). Citaat:
‘Op de website van Jan van Teng (Verheijen) is te lezen dat het lied gebruikt werd bij de inhuldiging van Baron Clemens Lotharius von Fürstenberg in Horst op 4 januari 1755. Hij verwijst daarvoor naar een publicatie in het blad De Maasgouw uit 1901. Het nummer kent namelijk zes coupletten, die vol zitten met verwijzingen naar vroeger. Jan [Joosten] weet dan ook volop historische verhalen te vertellen op basis van de songtekst. Zo wordt er onder andere verwezen naar de Heren van Ter Horst en naar het turfsteken en de turffabrieken, die in die tijd opkwamen.’
Eerlijk gezegd leek het me een beetje vreemd dat al in een lied uit 1755 wordt gerefereerd aan turffabrieken: die kwamen pas anderhalve eeuw later. Maar op de website van Jan Verheijen staat inderdaad dat het zou gaan om een lied uit 1755 (klik hier). Daarom maar eens die Maasgouw uit 1901 er (digitaal) bij gepakt. Wat blijkt? De tekst van het lied uit 1755 lijkt in de verste verte niet op Horst in Limburg, schone gouwe:


En dat zijn dan alleen nog maar de eerste twee van in totaal achttien coupletten.

Maar wacht eens, heeft Loe Derix voor zijn serie Oud Horst in het nieuws niet ooit over Horster volksliederen geschreven? Ja dus! Deel 3, bladzijde 202-207: drie Horster volksliederen, inclusief tekst en muziek, waaronder het nu opnieuw tot leven gewekte lied (maar niet het lied uit 1755).


Loe Derix veronderstelt dat Horst in Limburg, schone gouwe waarschijnlijk in 1900 werd gecomponeerd door Bernard Michiels (1858-1922; bijnaam ‘Blinde Nadus’) en van tekst is voorzien door A. Vallen (1856-1932), kapelaan in Horst van 1882 tot 1900. Hij vermeldt verder dat het lied, gezongen door Sjang, Toon, Serf en Jan Smits, te horen is in de in 1973 door Jac van Megen en Piet Hoebers gemaakte film over de vlasverwerking in Horst.

Overigens werd Horst in Limburg, schone gouwe ook bij de presentatie van het derde deel van Oud Horst in het nieuws  op 8 november 1991 ten gehore gebracht:

maandag 1 februari 2016

Actualisatie – Petatte mit handvatte

Nee, talrijk waren ze niet, de reacties op de oproep van twee weken geleden om mij, en daarmee anderen, in kennis te stellen van verzonnen Horster etenswaren en gerechten (klik hier). Die weinige reacties leverden ook nog eens geen nieuwe verzonnen Horster etenswaren en gerechten op. En toch was ik er bijzonder mee in m’n sas.

Laten we beginnen met Erwin Smits. Hij schreef: 
‘Geen verzonnen etenswaar of gerecht. Wel iets wat er min of meer mee te maken heeft, want “kroêt keumt’r âchter oêt”!’ 
Ik kende ’m niet, maar hij is geweldig! Zelf geen eter van kroêt (= stroop) zijnde, kan ik niet instaan voor de feitelijke juistheid van dit gezegde. Misschien kunnen kroêteters mij (ons) deelgenoot maken van hun ervaringen?
Opmerkelijk genoeg gaat min of meer hetzelfde op voor de reactie van Geertje Janssen: 
‘Geen gerecht, en zeker ook niet exclusief Horster, meer een bereidingswijze: “Mit sokker en goj botter makte stroont nag lekker.” En zo is het.’ 
Minstens zo mooi als die van Erwin! Wat me wel intrigeert aan de reactie van Geertje is die laatste zin. Die impliceert dat ze ervaringsdeskundige is. Zelf ben ik dat niet, maar ongetwijfeld zijn er lezers die de bewering van Geertje kunnen onderschrijven dan wel ontkrachten. 
Geertje refereerde ook nog aan de titel van een gedicht van Jan Verheijen, alias Jan ván Teng. Evenmin een gerecht, maar daarom niet minder heerlijk: ‘Waart ôw vur en die zich benaan op de bôtram deut’. Want ‘en die zich benaan op de bôtram deut’ die ‘lut ôw de Kennedy-mars pântere (…), voort ôw âf en toe mit en bitje ketchup op roëije kappes, di ge greun môt aete (…), lut ôw aloaves de veut i kâlt water poelieje’. Het volledige gedicht is te vinden in de in 1995 verschenen bundel Einstein vur ôs sorte. Het is ook gepubliceerd in Wiedeweg ’t schonst uit 2010, maar daarin heeft het de veel minder mooie titel ‘Pas op vur en die zich benaan op de bôtram deut’.
De laatste reactie is van Peter Janssen: 
‘Ik herinner me de term “pik in blik”. Geen etenswaren of gerecht, maar zo noemden we eind jaren 70 of begin jaren 80 de politie die in een busje of auto voorbij reed. Ik kan er op internet echter nergens iets over vinden. Zou dat een typisch Horster uitdrukking zijn, of eentje die we toen zelf verzonnen hadden?’ 
Inderdaad geen etenswaren of gerecht (of misschien ook wel?), maar prachtig is ie. De vraag van Peter (een typisch Horster uitdrukking of een eigen verzinsel?) leg ik maar op uw bordje, mij was de pik in blik in elk geval volkomen onbekend.
Natuurlijk blijven verzonnen Horster etenswaren en gerechten welkom. Ter inspiratie tien voorbeelden (in het Nederlands) van antwoorden op de vraag ‘Wat eten we vandaag?’ (afkomstig uit Dooddoeners en stoplappen van Inez van Eijk uit 1987): hanenpoepstippels, vraagneuzen met kiezelstenen, kachelpijpen met roetsaus, gemalen spijkertjes met poppenstront, snoders met peuders, gebraden vensterbankjes, poep met peren, wasem met gestampt glas, snottebellen met suiker, paardenlippenpap.

maandag 20 oktober 2014

Intermezzo – Bertus Aafjes (3)

Arendonk 
Bekkevoort
Bertem
Den Helder
De Panne
Geraardsbergen
Glabbeek
Grobbendonk
Halen
Herzele
Hoegaarden
Hoek van Holland
Holsbeek
Kortenberg
Landen
Lo-Reninge
Lubbeek
Maldegem
Oud-Heverlee
Rucphen
Sint-Anthonis
Staphorst
Steenbergen
Tholen
Tielt
Westerlo
Wichelen
Zwalm

Nee, dit is geen readymade van Bertus Aafjes, maar een opsomming van de namen van Nederlandse en Belgische gemeenten waarin geen enkele straat is vernoemd naar een dichter. Tot drie jaar geleden behoorde ook Horst aan de Maas tot dit rijtje. Toen kreeg Horst de Jan ván Teng gats, een steegje vernoemd naar dialectschrijver en -dichter Jan Verheijen.
Daarmee steeg Horst aan de Maas van de beschamende laatste naar de voorlaatste plaats op de door het Instituut voor Nutteloze Onderzoeken samengestelde ‘Ranglijst van gemeenten die dichters hebben gehuldigd met een straatnaam’ (klik hier en hier). Horst aan de Maas kwam daarmee te verkeren in het illustere gezelschap van

Assenede
Begijnendijk
Berlare
Diest
Galmaarden
Haacht
Heist-op-den-Berg
Herent
Herentals
Herk-de-Stad
Kruibeke
Lebbeke
Machelen
Mol
Ninove
Riemst
Rijkevorsel
Rumst
Sint-Truiden
Stabroek
Tienen
Tremelo
Wervik
Zoutleeuw

‘Heel mooi’,  zult u ongetwijfeld zeggen. Maar het is nog veel mooier. Sinds gisteren verkeert Horst aan de Maas namelijk in het illustere gezelschap van
  
Bolsward
Diksmuide
Halle
Kapellen
Kontich
Meise
Mortsel
Reimerswaal
Rotselaar
Wingene
Zeebrugge

Dit zijn allemaal Nederlandse en vooral Belgische gemeenten met liefst twee naar dichters vernoemde straten. En sinds gisteren heeft Horst aan de Maas zich dus bij dat illustere gezelschap gevoegd. Bij het voorheen naamloze trapveldje tussen Merellaan en Vinkenlaan in Swolgen onthulde Ivana van Lieshout-Fattori, grote animator van de Aafjesrevival in Horst aan de Maas, gistermiddag (klik hier) dit straatnaambordje ter ere van de honderd jaar geleden geboren schrijver en dichter:
Het betreft vooralsnog een officieus bordje, maar het kan slechts een kwestie van tijd zijn voordat de gemeente Horst aan de Maas het veldje ook officieel tot Bertus Aafjesveldje zal verheffen. Tenzij men ten gemeentehuize weer een bepaalde gevoeligheid uit de hoge hoed weet te toveren die verhindert dat het zover komt.

maandag 22 september 2014

Intermezzo – Horst-tweet-Horst – 1e Horster Twittershow (3)

Een van de rode draden van Horst-tweet-Horst – 1e Horster Twittershow vormde De Mus. De Mus? De Mus, ja! Het Engelse werkwoord ‘to twitter’ betekent namelijk ‘kwetteren’. En kwetteren is het geluid dat vogels maken. Een in Nederland veel voorkomende vogel is de mus. En aan de mus heeft Jan Hanlo (klik hier) in 1949 een inmiddels klassiek geworden gedicht gewijd:

De Mus

Tjielp tjielp - tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp - tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp

Tjielp
etc.
De Mus leek me bij uitstek geschikt het getwitter en gepraat over getwitter te relativeren. Vandaar dat ik een aantal Horstenaren die een buitenlandse taal machtig zijn, had gevraagd De Mus in ‘hun’ taal te vertalen en die vertaling tijdens de Twittershow voor te dragen. Want elke taal heeft zijn eigen woorden om geluiden van dieren weer te geven. Een haan bijvoorbeeld kraait overal ter wereld hetzelfde en toch klinkt dat in het Nederlands als kukeleku, in het Zuid-Koreaans als kokioo en in het Frans als cocorico. Zo heeft ook elke taal haar eigen woord om het tjielpen van een mus weer te geven. Zeven Horstenaren gingen enthousiast aan de slag met mijn vraag en droegen verspreid over de avond De Mus voor. In volgorde van opkomst: Laura Smits-Weldon in het Iers, Marij Moorman in het Turks, Uta Halbreiter in het Duits, Chiarangela van Lieshout in het Italiaans, Shatha Jahola in het Arabisch en Aramees, Ivana van Lieshout-Fattori in het Spaans en Mart van den Munckhof in het Horster. Ge-wel-dig! Chiarangela, Ivana en Shatha zongen De Mus zelfs, op de muziek van Tom America. Diens compositie uit 1996 geniet vooral bekendheid omdat ze een tijdje de begintune van Van Kooten en De Bie was.
(Tom was uitgenodigd voor de 1e Horster twittershow, maar helaas verhinderd. Wel was hij zo aardig speciaal voor deze avond een karaokeversie van De Mus te componeren. En Wiek Lenssen was zo aardig bij de vertolking door Shatha en Ivana voor de gitaarbegeleiding van die karaokeversie te zorgen.) 

Omdat dit weblog in de eerste plaats over Horst gaat, vind ik het wel passend hier de door Mart van den Munckhof prachtig vertolkte Horster versie van De Mus voor het voetlicht te brengen. Want wie wist nu dat kwiêtele het Horster woord voor tjielpen is? Mart ontleent deze wijsheid aan Jan ván Teng (Jan Verheijen), de in 2008 overleden Horster dialectkenner bij uitstek.
De volledige tekst van De Mus in de Horster vertaling van Mart:
 
De Jiets

Kwiêtel kwiêtel - kwiêtel kwiêtel kwiêtel
kwiêtel kwiêtel kwiêtel - kwiêtel kwiêtel
kwiêtel kwiêtel kwiêtel kwiêtel kwiêtel kwiêtel
kwiêtel kwiêtel kwiêtel

Kwiêtel
enzoëwiër.
De meest exotische versie van De Mus was natuurlijk die in het Arabisch en Aramees, vertolkt door Shatha Jahola. Shatha is een Horsterse (zeg je dat zo?) van Iraakse afkomst. Zij zet zich met hart en ziel in voor de tienduizenden Iraakse vluchtelingen in het oorlogsgebied in het noorden van Irak. Zij gaan een zware winter tegemoet en Shatha coördineert een inzamelingsactie voor winterkleding. Ze deed daarom een oproep aan de aanwezigen vóór eind september winterkleding bij haar in te leveren. Ik geef die oproep hierbij graag door: heeft u winterkleding die u kunt missen, bezorg die dan bij Shatha (Stoktstraat 16). Desgewenst komt Shatha ook bij u langs. Haar telefoonnummer is 06-38116663. Zie ook hier.

Klik hier voor het stukje over de presentatie van de zesde Tweetbundel tijdens de 1e Horster Twittershow.

maandag 19 mei 2014

Intermezzo – Bertus Aafjes (2)

De gemeente Horst aan de Maas telt een kleine duizend straten. Ruim vier jaar geleden sprak ik hier mijn bevreemding uit over het feit dat geen enkele van die duizend straten naar een schrijver of dichter is vernoemd. ‘Geen (P.C.) Hooftstraat, geen Constantijn Huygensweg, geen Vondelplein, geen Annie M.G. Schmidtlaan. Zelfs geen Bertus Aafjesstraat, terwijl deze dichter en schrijver toch twintig jaar lang in Swolgen woonde.’ Toen mij enkele weken geleden de vraag bereikte een bijdrage te leveren aan de Bertus Aafjesavond, vorige week maandag in het Dendron College, was ik er snel uit: mijn aandeel in de avond zou bestaan uit het voorlezen van dat stukje van ruim vier jaar geleden. Dat was immers nog altijd actueel, Aafjes werd er expliciet in genoemd én – ook niet onbelangrijk – ik kon het gewoon van de plank halen. Kostje gekocht! Totdat een uur voor het begin van de avond ineens het besef bij me neerdaalde dat dat stukje geenszins actueel meer was: het steegje tussen Wilhelminaplein en Kerkeveld in Horst heet sinds februari 2011 Jan ván Teng gats.
Toen sloeg de paniek natuurlijk toe. Tegenwerpingen dat Jan Verheijen slechts een zondagsdichter zou zijn en dat het slechts een officieuze straatnaam betreft, sloegen geen hout: een dichter is een dichter en een straatnaam is een straatnaam. Enfin, ik heb er met enige improvisatie nog het beste van proberen te maken.
Die Jan ván Teng gats betekent wel dat Horst aan de Maas de beschamende laatste plaats op de door het Instituut Voor Nutteloze Onderzoeken opgestelde ranglijst van Nederlandse en Belgische gemeenten met naar dichters vernoemde straten inmiddels heeft verruild voor de voorlaatste plaats. En het zou zomaar kunnen dat Horst aan de Maas binnen afzienbare tijd nog een treetje verder stijgt op die ladder. De roep om een straat, laan, boulevard, allee, weg, plein, pad of desnoods gats naar Aafjes te vernoemen, klonk maandag namelijk luid. Zo luid dat wethouder Ger van Rensch toezegde die roep over te brengen aan de wethouder van straatnaamzaken. Dus wie weet komt Horst aan de Maas met twee naar dichters vernoemde straten binnenkort terecht in een illuster gezelschap, bestaande uit de gemeenten Bolsward, Diksmuide, Halle, Kapellen, Kontich, Meise, Mortsel, Reimerswaal, Rotselaar, Wingene en Zeebrugge.
Mooie avond trouwens, met meer dan zestig belangstellenden! Tim Geurts heeft er in Dagblad De Limburger  al uitvoerig en prima verslag van gedaan (geïnteresseerden mail ik graag een scan van het artikel), dus dat hoef ik hier niet over te doen. Wat me van de avond zal bijblijven, behalve de toezegging van de wethouder? De prachtig door Anita Bijvoet gezongen gedichten van Aafjes (getoonzet door Piet Kingma); de flair waarmee gymnasium 5-leerling Casper Tacke een stukje van de Odyssee  eerst in het Grieks en daarna in de Aafjesvertaling voordroeg; de bekwame wijze waarop Wiek Lenssen – filmmaker, schrijver en huidig bewoner van Aafjes’ Swolgense woning – Aafjes en de miskenning die hem vanaf het midden van de jaren vijftig ten deel viel in een breder perspectief wist te plaatsen (©foto: Geschiedenis Melderslo).
Desniettegenstaande zal de avond denk ik toch in de eerste plaats in mijn geheugen gegrift blijven vanwege Ivana van Lieshout-Fattori: de onvermoeibare, bevlogen, gepassioneerde en ook nog eens deskundige ijveraarster voor Aafjes. ‘Fan’ noemt ze zichzelf in een reportage die Streekomroep Reindonk aan de avond wijdde (klik hier). Maar dan wel een fan zonder spoor van hooliganisme – kun je je als overleden schrijver/dichter nog meer wensen?  

maandag 27 januari 2014

Klein mysterie 525 – Ted

Mijn antenne voor poëzie staat weer eens verkeerd afgesteld (van J. mag ik niet langer schrijven dat ik geen antenne heb voor poëzie – daarom maar zo). Het gaat om de interpretatie van een gedicht van de Horster dialectschrijver en –dichter Jan Verheijen (1934-2008), alias Jan ván Teng. Het is getiteld ‘Ted op jâch’, dateert uit 1975 en is gepubliceerd in zowel Zò bót ás en hiëp (1993) als Einstein vur ôs sorte (1995). Ik neem het hier over uit eerstgenoemde publicatie omdat de daarin verschenen versie (die heel licht afwijkt van die in Einstein vur ôs sorte) me net iets beter bevalt:  
Ted op jâch
(Mini-strip zônder teikening)

Doa giët Ted
(gewaer ânne schouwer,
leenks luüpt ennen hoond,
rêchs luüpt ennen hoond),
’t böske i.

Ge huurt ’t paave,
twië kiër.

Doa keumpt Ted
(gewaer ânne schouwer,
leenks hungt ennen hoond,
rêchs hungt ennen hoond),
’t böske oët.

Kiek, nouw giët Ted á.

Enne jeppe.
Ik stuitte er onlangs min of meer bij toeval op en vind het een meesterlijk gedicht. Waarom? Omdat het heel beeldend én geserreerd is geschreven. Omdat de vanzelfsprekendheid en emotieloosheid waarmee jagers doorgaans te werk gaan er zo goed in tot uiting komt. Omdat dat prachtige ‘paave’ veel beter uitdrukt wat er gebeurt dan ‘knalle’ of ‘schete’. Omdat er enkele woorden in voorkomen waarvan ik de betekenis niet ken (ágoan) of niet meer kende (jeppe – d’r enne vatte). Omdat ik me Ted nog wel voor de geest kan halen, evenals de agitatie van m’n moeder als Ted en z’n eveneens jagende broers op zaterdagmiddag bij ons in de buurt door het struweel struinden en zo nu en dan een doffe knal opklonk.
Waar mijn dichterlijke antenne me dan in de steek laat? Nou, bij die twee honden die over de schouders van Ted hangen bij zijn wederkeer uit het bos. Je mag aannemen dat de dichter de lezer hier bewust op het verkeerde been zet. Je (ik althans) zou immers verwachten dat Ted met twee over z’n schouders hangende fazanten, hazen of konijnen uit het bos zou komen. Maar twee honden? Waarom? Gewoon om het verwachtingspatroon van de lezer te doorbreken? Omdat het een (mini-)strip is en dat genre humor vereist? Om – ik kan het me nauwelijks voorstellen – Ted in een kwaad of minder gunstig daglicht te stellen? Of – ik kan het me nog slechter voorstellen – om te choqueren?
Zou ik het gedicht minder hebben gewaardeerd als fazanten, hazen of konijnen over de schouders van Ted hadden gehangen in plaats van honden? Ik denk het niet. Zou ik er dan ook zo lang bij hebben stilgestaan en een stukje aan hebben gewijd? Ik denk het niet. Impliceert dat dan niet dat juist die honden het tot een meesterlijk gedicht maken? Ik weet het niet.

maandag 16 december 2013

Klein mysterie 511 – Leesplankje (5)

Het Horster Laesplaenkske blijft tot reacties leiden. Nu weer van Riek Versteegen-Peeters. Met haar echtgenoot Lei bekeek ze het leesplankje en dat leidde tot de volgende antwoorden op de vraag welke van de achttien daarop vermelde woorden zij nog kennen en gebruiken:
Slaat, iëmer en taffeltrek niet: dat was slaai, emmer en laai.
Moer, kappes, vrommes niet meer: moer gebruik je niet meer al staat er bij ons op stal nog wel een moer, kappes daar maakte je zuurkool van en vrommes is volgens mij een beetje negatief.
Jiets, kwekvoars, kwakel, moelbaer, piers, zoebele, moêtwöärm, liste, kieps en wek: deze woorden worden bij ons gewoon gebruikt.
Kierke, esbaere, doorslaag: sommige woorden gebruik ik regelmatig zodat ze niet verloren gaan.’
Zo langzamerhand dringt zich toch de vraag op of de samenstellers van het Laesplaenkske niet de mist zijn ingegaan met slaat: niemand die tot dusverre heeft gereageerd gebruikt het. Wel mooi dat ook Riek en Lei nog kwekvoars-zeggers zijn. En esbaere (niet op het leesplankje trouwens) gebruik ik om dezelfde reden als Riek en Lei: opdat het niet verloren gaat. Dat je vaak niet begrijpend wordt aangekeken als je het woord laat vallen, heb ik (en ik neem aan ook Riek en Lei) er graag voor over. Al is het twijfelachtig of het enig effect heeft. Als de initiatiefnemers van Aardbeienland hun onderneming nou eens gewoon Esbaereland hadden genoemd, zou de toekomst voor esbaer er al een stuk zonniger hebben uitgezien.
Terug naar Riek. Ze mailde me ook een prachtig verhaal van Jan Verheijen (‘Jan ván Teng’) waarin een kierke een hoofdrol speelt. Jan (1934-2008) schreef dit verhaal in 2004, kort na het overlijden van de moeder van Riek, Mie Peeters-Hoeijmakers (1918-2004). Met toestemming van Riek, waarvoor ik haar bijzonder dankbaar ben, publiceer ik het hier (klik op de afbeelding om haar te vergroten):
Nadere informatie van Riek leerde me nog dat het verhaal zich afspeelt aan de huidige Venrayseweg, zo ongeveer tussen de huidige Noordsingel en Rembrandtstraat. De familie Hoeijmakers woonde in de zogeheten Engelewei, vandaar de bijnaam van de opa van Riek: Engele Petrannes. De familie Verheijen was de ‘doënste noabere’ van de familie Hoeijmakers en woonde destijds in dit huis:

maandag 16 juli 2012

Klein mysterie 359 – Kammeneuter

Een woord dat je tegenwoordig ook bijna nooit meer hoort is kammeneuter. En het is nog wel zo’n mooi woord. Wat zeg ik? Het is een van de mooiste Horster woorden die ik ken. Wat zeg ik? Kammeneuter ís het mooiste woord dat ik ken. Vandaag dan. Morgen kan het alweer zekdumpel zijn, overmorgen aovesraegen en volgende week koaje.

Maar vandaag is het kammeneuter. Of is het kammeleuter? ‘Kammeneuter’ zegt È mes in de taes, zelf ben ik van oudsher een kammeleuterzegger. Maar wie ben ik om Jan ván Teng tegen te spreken? Is overigens een beetje een academische discussie, vergelijkbaar met die over brándbaere en brombaere. Behoort ook tot de charmes van het dialect, dat het niet allemaal even precies vastligt.
Minder mooi, althans in dit geval, is dat dat dialect zich maar moeilijk schriftelijk laat vastleggen. Daardoor bestaat de kans dat niet-dialectsprekers kammeneuter uitspreken als ‘kammeneuter’. Terwijl je kammeneuter juist helemaal niet moet uitspreken als ‘kammeneuter’. Die twee m’en zijn er in werkelijkheid hoogstens een en een kwart. En wie die ‘eu’ ook uitspreekt als ‘eu’ valt onmiddellijk door de mand. Een o met een trema komt weliswaar dichter in de buurt, maar kan nog altijd niet in de schaduw staan van het origineel. Dit in tegenstelling tot een langgerekt ‘ehhhh’. Maar dat heeft dan weer desastreuze gevolgen voor het woordbeeld: kammenehhhhter. Nee, ik geloof dat er weinig anders opzit dan u de juiste uitspraak maar te laten horen:

Zo, die kant van de zaak is erledigt. Komen we bij de betekenis. Zijn we vrij snel klaar mee: ‘iets hiel groëts’, volgens Jan ván Teng. Niets tegenin te brengen. ‘Daat is enne kammeneuter ván enne stool, zeg! Hoe kriege we di boave?’
‘Daat is ennen behuurlikke kammeneuter! Wat is daat eigelik vur biëst?
Van mensen wordt bij mijn weten nooit gezegd dat het kammeneuters dan wel kammeleuters zijn. Wel valt het begrip kammeleuter soms in verband met een bepaald onderdeel van het menselijk lichaam. Niet in verband met - wat u ongetwijfeld dacht - een bepaald onderdeel van het mannelijk lichaam, maar in verband met een bepaald onderdeel van het vrouwelijk lichaam. Wijzer maak ik u niet, google zelf maar op ‘kammeleuter’.

Resteert de vraag waar het woord vandaan komt. Ik heb niet het flauwste idee, maar ongetwijfeld kunt u mij, en daarmee de lezers van Horst-sweet-Horst, verblijden met een originele verklaring. Laat maar weten! Zorg er s.v.p. wel voor dat het geen kammeneuter van een stuk wordt. En ook geen kammeleuter.

maandag 28 februari 2011

Top 5 – Jan ván Tengplaquettes

Horst heeft er sinds afgelopen week weer een officieuze straatnaam bij:De verleiding is groot in de rest van dit stukje dieper in te gaan op de vraag of de spatie tussen ‘gats’ en ‘Teng’ eigenlijk wel op z’n plaats is. Het is immers een aloud Horster gebruik op straatnaambordjes eigennamen vast te plakken aan het woord ‘straat’,‘laan’,‘plein’,‘weg’of ‘pedje’.Bovendien zou er met ‘Jan ván Tenggats’ nog meer dan met ‘Jan ván Teng gats’ iets zijn ontstaan dat voor buitenstaanders volkomen onbegrijpelijk is. Wat ons gevoel van eigenwaarde weer een flinke boost zou hebben gegeven – de Jan ván Tenggats als dankbare bron van plattelandschauvinisme.Maar wat een geneuzel! Laten we ons gelukkig prijzen met het feit dat er nu een steegje, met of zonder spatie, is vernoemd naar de Horster dialectschrijver. Laten we ons nog gelukkiger prijzen met het feit dat er sinds afgelopen week in datzelfde steegje (tussen parkeerplaats P2 en de Steenstraat) vijf plaquettes hangen met gedichten en spreuken van Jan ván Teng. Hulde aan de Kloscommissie voor dit initiatief! Zo oneindig veel beter dan het onzalige gemeentelijk voornemen (dat intussen gelukkig van de baan is) plaatsnaamborden te voorzien van de dialectbenaming van het betreffende dorp.
Mijn top 5 van Jan ván Tengplaquettes:
5.
4.
3.
2.
1.
Overigens blijf ik onverminderd voorstander van het opsieren van trottoirbanden en/of stoeptegels met Horster woorden en uitdrukkingen. Al is het maar omdat ik ervan overtuigd ben dat het alom in het Horster centrum aanwezige chagrijn als sneeuw voor de zon zal verdwijnen bij het zien van woorden en uitdrukkingen als um de neut ni, nuëteluk, roêteketoêt keumt aaltiët oêt, miëmere, gój zoëpers - gój waerkers, bèjoa, doën beej de knoak zit ’t lekkerste vleis, vrómmes, niks óp de zök hebbe, knoêvele, ván boave boont - ván oonder stroont en toddekèl.

maandag 14 juni 2010

Actualisatie – Twee dingen

Een straat naar Toos Buijssen vernoemen. De Molengatweg, Molenveldweg en Lindweg afsluiten voor doorgaand (sluip)verkeer. Oost-Europese straatmuzikanten koesteren. Een kunstenaar aan de slag laten gaan met het gegeven van de historische pomp op het Wilhelminaplein. Alle bordjes met het opschrift ‘Verboden te voetballen’ uit de Norbertusparochie verwijderen.Zomaar vijf ooit door Horst-sweet-Horst geopperde ideetjes. Ze hebben met elkaar gemeen dat er nog niets mee is gebeurd. Ze balanceren op een wankel koord tussen hemel (uitvoering) en hel (afwijzing). Maar tegen alle nog niet uitgevoerde ideetjes zou ik willen zeggen: ‘Despereert niet.’ Uit De Echo van Horst van afgelopen week blijkt namelijk dat een door Horst-sweet-Horst op 13 augustus 2008 geopperd ideetje in de loop van dit jaar tot uitvoering zal worden gebracht, zij het in licht gewijzigde vorm.
Het ideetje van destijds behelsde de herintroductie van trottoirbanden in het Horster centrum.Voordelen: een duidelijke markering van de grens tussen het voor voetgangers en fietsers bestemde straatgedeelte én het ontstaan van een ideale stoeprantzone die ook na winkelsluitingstijd voor levendigheid zorgt. Maar waar het eigenlijk om ging: die trottoirbanden zouden moeten worden opgesierd met een selectie van Horster zegswijzen waar de dialectboeken E maes inne taes en Zò bót ás en hiep zo vol van staan. Uitdrukkingen als ‘um de neut ni!’, ‘roêteketoêt keumt aaltiët oêt’ en ‘niks óp de zök hebbe’ zouden zo van een wisse dood worden gered.In De Echo van deze week nu valt te lezen dat op voorstel van de Kloscommissie in de bestrating van het centrum van Horst nog dit jaar twee of drie bronzen tegels zullen worden opgenomen met dialectpoëzie van Jan Verheijen. Alias Jan ván Teng (klik hier voor een selectie van z’n werk of – nog beter – schaf voor 7,50 euro Wiedeweg ’t schonst aan). Dialectpoëzie van een taalkunstenaar in plaats van Horster zegswijzen. Bronzen plavuizen in plaats van trottoirbanden. Kan ik ook mee leven.