dinsdag 29 maart 2016

Intermezzo – Johan

7 augustus 1976. Een zaterdag. Dat betekent met buurtgenoten en hun vaders voetballen op het trapveldje midden in de Schadijkse Bossen. Zoals elke jaren zeventigzaterdagmiddag. Buigen of barsten, weer of geen weer. ’s Zomers om vier uur, ’s winters een uur eerder. Eén keer is daarvan afgeweken: op 24 augustus 1974, toen laat in de middag het nieuwe Horster gemeentehuis officieel werd geopend en enkele vaders daar ambtshalve bij aanwezig moesten zijn en pogingen van die vaders om de opening te verplaatsen naar een andere dag, of tenminste een ander tijdstip, vruchteloos waren gebleven. Vandaag wordt de tweede keer. 

VVV, het twee maanden eerder naar de ere-divisie gepromoveerde VVV, speelt aan het einde van deze zaterdagmiddag een oefenwedstrijd tegen Barcelona, dat onder leiding staat van Rinus Michels en Johan I en Johan II in zijn gelederen heeft. Vaderlijke pogingen om VVV en Barcelona te bewegen de wedstrijd te verplaatsen naar een andere dag, of tenminste een ander tijdstip, zijn achterwege gebleven – de betreffende vaders staan niet bekend om hun nederigheid maar in dit uitzonderlijke geval kenden ze hun plaats. Het wekelijkse potje voetbal wordt daarom enkele uren vervroegd en de gebruikelijke mokkastick na afloop bij ’t Hukske wordt voor één keer overgeslagen. Net zoals de derde helft aan de Meterikseweg.
Snel in bad en met de hoar nag naat de Eend in, op naar De Koel. De barstensvolle Koel, de nog nooit eerder zo volle Koel zelfs. VVV is hotter than hot. In tegenstelling tot Johan Cruijff. ’s Werelds beste voetballer van dat moment is in Nederland uitgekotst. Wordt weggezet als geldwolf en praatjesmaker. De dramatische EK-nederlaag eerder die zomer tegen Tsjechoslowakije, met een constant tegen de scheidsrechter zeikende Cruijff, heeft de deur helemaal dichtgedaan. Nederland heeft het wel gehad met de eeuwige querulant Cruijff.
En dus wordt Cruijff uitgefloten in De Koel. Bij elke balaanraking. Totdat Asensi, een vaardige, langharige adjudant van de maestro, een bloedende hoofdwond oploopt en het spel even stil komt te liggen. De meeste spelers maken van deze ongeplande pauze gebruik om wat te keuvelen en vocht tot zich te nemen. Zo niet Cruijff. Bij de dug-outs, precies tegenover mijn gekoesterde plaatsje onderaan het hek bij het reclamebord van Nederlandse Draadindustrie Blerick, staat een blond jongetje op krukken. Cruijff loopt op het jongetje toe en geeft hem een handtekening. Achttienduizend mensen klappen hun handen stuk.

maandag 28 maart 2016

Klein mysterie 694 – Hojje wà (2)

Mooi, die reacties op het stukje van twee weken geleden over hojje wà (klik hier)! Dank ook, mede namens I., allebei kunnen we er ons voordeel mee doen. Voor de overzichtelijkheid reproduceer ik hier de reacties en geef er vervolgens mijn commentaar op:
1. een anonymus schrijft: ‘“Houdoe hè” heb ik in Brabant heel vaak gehoord. Hoiie wa, daarentegen, is typisch voor Horstenaren. In Sevenum is het alleen hoiie.’
Dat in Brabant wel eens houdoe hè wordt gezegd, neem ik graag aan. In het Nederlands is het ook wel eens tot ziens hè. Toch is de standaard in beide gevallen denk ik zonder . Tot ziens hè lijkt me overigens informeler dan hojje wà: slechts weinigen zullen tegen Willem-Alexander tot ziens hè zeggen, terwijl in Horst weinigen er aanstoot aan zouden nemen als je een ontmoeting met de burgemeester zou afsluiten met hojje wà (gesteld dat de burgemeester het dialect machtig zou zijn).  
2. Hans schrijft: ‘Toch denk ik dat je gelijk hebt Wim; Wà is een soort van hè, (tot ziens hè). Dit komt in Nederland in veel dialecten voor, Enkele voorbeelden (klik hier): haawdoe war (Tilburgs), haddig he (Zichers), houdoe wàr (Brabants), adieë wa (Nijswillers), houdoe wônne! (Roois (Sint-Oedenrode), adiie waah (Kerkraads), hoie wa (Vianees), tjoh heh (Sallands), houdoe war (Bosch), heuje wôr (Driels), hoi he! (Mestreechs), hoi je wa (Boksmeers), houdoe wanne (Brabants), tchouw é (Ostêns). Hojje wà!’
Behoorlijk ontnuchterend dit lijstje van Hans: denk je uniek te zijn met je hojje wà, blijkt het op tal van plaatsen in de Lage Landen voor te komen. Hoop biedt dan weer Neerlandicus en dialectoloog Jan Stroop die constateert (klik hier) dat hojje in 1973 alleen in Limburg voorkwam, maar sindsdien ‘een opvallende expansie doormaakt’ en tegenwoordig ook ver buiten deze provincie wordt gebezigd. Is het dan toch een kwestie van geduld?
3. een anonymus schrijft: ‘Oma (104 1/2) van Leej zag aaltied: Hojje medoe! Nou wiet ik nih of ze daat zellef haaj verzonne of daat daat der vroeger mier zagte. Zelf daenk ik zeker daat het HE is. Horstenaren zeggen oaveraal wah achtera wah.’
Interessant, hojje medoe. Nooit van gehoord, maar dat zegt niets. Kennen anderen het wel? En ook ik ben geneigd te denken dat wij Horstenaren bijzonder zijn met onze vele wà’s, maar ongetwijfeld is er wel weer iemand die die gedachte vakkundig onderuit schoffelt.
4. Birgitte aka Bietje schrijft: ‘Hojje wa is volgens mij Horster dialect. Dus I. zal in Sevenum er wel mee opvallen. Ik denk dat het een soort “hè” betekent, denk maar aan “jao, wah”. Of een klein woordje dat het voorgaande benadrukt zonder iets toe te voegen. Vergelijk met het Engels, “She isn’t nice, is she”. En dan bedoel ik het laatste stukje zin. En tenslotte zeggen we in Sevenum bij afscheid ook “Hajje”. Maar dat kan ook modern Sevenums zijn.’
Na lezing van deze reactie heb ik I. uiteraard onmiddellijk geadviseerd in Sevenum voortaan achterwege te laten. Verder: zowel in als in als in is she zit volgens mij ook iets van het voorzichtig vragen om een bevestiging van het voorafgaande. Hetzelfde geldt voor nietwaar of niewaar. En als hajje modern Sevenums is, wat is dan ouderwets Sevenums? Hojje?
5. Sef Coppers schrijft: ‘Tot ziens hè hoor je toch ook vaker in door Hollanders gedomineerde contreien... Ons mooie wa is vooral een gevoelsdingetje denk ik. Het versterkt het voorgaande en het gevoel ik kom van hors.’
als ‘gevoelsdingetje’, voor ons wijgevoel. Prachtig.

maandag 21 maart 2016

Klein mysterie 693 – Zwembad (8)

‘Alle opties liggen open. Als er een nieuw bad komt dan ligt het voor de hand om het concept 25/21 goed te onderzoeken. Dat kun je doen op een plek in de Sportzone, dat zou je kunnen doen op het industrieterrein, dat kun je ook doen op de plek waar De Berkel nu ligt. We moeten gewoon kijken wat handig is en wat financieel haalbaar is. Het is niet zo dat de keuze voor 25/21 automatisch betekent dat het de Sportzone zou worden. Het kan ook op de plek waar De Berkel nu ligt.’
Aldus zwembadwethouder Ger van Rensch op 10 november van het afgelopen jaar in de gemeentelijke commissie Samenleving (klik hier en ga vervolgens naar agendapunt 4) over de locatie van een eventueel nieuw zwembad voor Horst aan de Maas. Holle woorden, zo blijkt vier maanden later. Niet ‘alle opties liggen open’, nee, er ligt slechts één optie open, zo laat het gemeentebestuur de gemeenteraad nu in een Raadsinformatiebrief weten (klik hier en klik vervolgens op agendapunt 4):
‘Bij de gebruikelijke werkwijze en wens van de gemeente past een open proces voor het onderzoeken van een goede locatie voor nieuwbouw. Er is inmiddels echter een initiatief vanuit de samenleving voor het ontwikkelen van de sportzone actueel en bekend geworden. Het voeren van een open discussie over een nieuw zwembad is om deze reden verwarrend. Het college is van mening dat het voor een goede en heldere communicatie onvermijdelijk is om de sportzone als uitgangspunt te hanteren als locatie voor nieuwbouw van een zwembad.’
En zo wordt een nieuw zwembad langzaam de sportzone ingerommeld. Ingerommeld ja, want dit tart elke beschrijving. En wel hierom:

1. het woord ‘inmiddels’ suggereert dat de plannen voor een sportzone en een daarin gepland zwembad nieuw zijn. Die plannen zijn evenwel al minstens anderhalf jaar oud (klik bijvoorbeeld hier), zoals ook het gemeentebestuur weet of zou behoren te weten;

2. het is goed en mooi dat er initiatieven vanuit de samenleving zijn. Toch ontslaat dat het gemeentebestuur niet van de plicht die initiatieven tegen het licht te houden en de belangen van de initiatiefnemers af te wegen tegen het algemeen belang;

3. de discussie is juist gebaat bij een alternatief voor een zwembad in de Sportzone, meerdere opties komen de argumentatie alleen maar ten goede. ‘Discussie’ zou trouwens een wassen neus zijn als de Sportzone de enige optie is;

4. hoezo is het voeren van een open discussie over een nieuw zwembad ‘verwarrend’ door het initiatief voor een Sportzone? En waarom was dat op 10 november nog niet ‘verwarrend’? Dat hele bataljon aan gemeentelijke communicatiemedewerkers moet toch in staat zijn om de communicatie en een open discussie over zeg vier opties (renovatie De Berkel, nieuw bad op plek De Berkel, nieuw bad in Sportzone, nieuw bad op industrieterrein) in goede banen te leiden?
Begrijp me goed: ik heb op voorhand niets tegen een nieuw zwembad in de Sportzone, maar als er al zo nodig een nieuw zwembad moet komen en als dat al zo nodig in de Sportzone moet komen, dan graag wel op basis van deugdelijke argumenten. Als de gemeenteraad zichzelf serieus neemt, maakt hij op 5 april de kachel aan met deze Raadsinformatiebrief.

Intermezzo – Kerstbesslingeren

Meterik, 21 maart – In het Noord-Limburgse Meterik is grote commotie ontstaan over de naamswijziging van een eeuwenoud volksgebruik dat zijn oorsprong heeft in dit dorp: kerstbesslingeren. Vorige week besloot het Comité Kerstbesslingeren de benaming ‘kerstbesslingeren’ te veranderen in ‘midwinterbesslingeren’. Een golf van verontwaardiging was het gevolg. Horst-sweet-Horst sprak met Archibald Jenniskens, voorzitter van het comité.
Kunt u iets vertellen over de achtergronden van deze traditie?
Archibald Jenniskens: ‘De oudst bekende schriftelijke vermelding dateert uit 1278. Ook toen waren er al schoonmoeders die de kerstdagen van hun kinderen en kleinkinderen kwamen verzieken. ‘Kerstbessen’ werden ze in de volksmond genoemd. Een zekere Sjang van den Crommentuijn was zijn kerstbes op een gegeven moment zo beu dat hij haar na de nachtmis uit het raam slingerde. Daarna groeide het kerstbesslingeren op het hele Noord-Limburgse platteland uit tot een volksvermaak zonder weerga [klik ook hier].’
Vanwaar nu na 738 jaar die naamswijziging?
Archibald Jenniskens: ‘We willen met onze tijd meegaan. Wie zegt Kerstmis vandaag de dag nou nog iets? We hopen met de naamswijziging een jonger publiek te bereiken. Vergeet ook niet dat de tijden dat schoonmoeders ons uitsluitend en alleen met Kerstmis de pis lauw kwamen maken, ver achter ons liggen.’
U krijgt het verwijt dat u met dit besluit de moslimgemeenschap teveel tegemoet wilt komen en al te zeer op de multiculturele toer gaat. Wat vindt u daarvan?
Archibald Jenniskens: ‘Een volkomen onzinnig verwijt. Of het nu kerstbesslingeren heet of midwinterbesslingeren, u zult geen moslim aantreffen.’
Toe maar! Het is dus net andersom: u sluit moslims uit, u discrimineert!
Archibald Jenniskens: ‘Luister nu eens naar wat ik precies zeg. Moslims zijn juist van harte welkom.’
Verklaar u nader!
Archibald Jenniskens: ‘U zult geen moslim aantreffen omdat de schoonmoeder bij moslims op een hoog voetstuk staat. Een schoonmoeder wordt door een moslim van alle kanten in de watten gelegd. Midwinterbesslingeren, of zo u wilt kerstbesslingeren, zou nooit in het hoofd van een moslim opkomen.’
Duidelijk. Laatste vraag: komt door de naamswijziging de vermelding van het kerstbesslingeren dan wel midwinterbesslingeren in de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed in gevaar?
Archibald Jenniskens: ‘Dat was uiteraard onze grootste zorg. Maar het Kennisinstituut Immaterieel Erfgoed heeft ons verzekerd dat die vermelding geen gevaar loopt. De naam doet er niet zoveel toe, het gaat om het gebruik. Hoe achterlijker, hoe meer kans op een vermelding. Dus wat dat betreft zitten we gebakken.’

Intermezzo – Gelukszoekers

Zaterdagmiddag, omstreeks half vier, Witveldweg.
Ter hoogte van Interchalet word ik staande gehouden door een man van een jaar of vijftig die uit een auto met Duits kenteken stapt. Hij houdt me een beduimeld briefje voor. Spor veg 6. AN-BERKT. Spreekt hij Duits, Engels? Nee, geen woord, uitsluitend Pools. Ik spreek geen woord Pools. Na enig vruchteloos heen en weer gepraat weet de man me duidelijk te maken dat Spor veg 6 een adres is dat hij zoekt. Terwijl ik me vertwijfeld afvraag waar in Horst een Sportweg ligt, tovert de man een beeldschermpje tevoorschijn waarop een straatnaam oplicht. Songertweg. Natuurlijk! Stom dat ik daar zelf niet opgekomen ben! Hier vijftig meter vandaan! Intussen licht er nog iets anders op zijn beeldscherm op. AB Werkt. Maar wacht eens even, uitzendbureau AB Werkt zetelt helemaal niet aan de Songertweg, maar aan de Spoorweg. Vijf kilometer verderop! Ook met handen en voeten lukt het me niet hem te wijzen hoe hij daar komt. Wat nu? ‘Ik voorop fietsen en jij achter me aan rijden?’, gebaarzeg ik. ‘Waarom zou ik je fiets niet in de auto leggen?’, gebaarzegt hij.
Fiets in de kofferbak, ik op de achterbank. Naast me een andere man, voorin een vrouw. Ook al geen woord Duits of Engels, uitsluitend Pools. Wat een uitkomst dat we bijna overal rechtdoor moeten. Posz to of iets dergelijks in het Pools. Veel dieper gaat het gesprek niet, kan het niet gaan. Of toch: ze wonen in Weeze en zijn afkomstig uit de buurt van Opole. Na vijf minuten arriveren we bij AB Werkt aan de Spoorstraat in Hegelsom. Geen mens te bekennen natuurlijk. De man, hij heeft zich inmiddels voorgesteld als Kuba, gebaarzegt dat hij me wil terugbrengen naar de Witveldweg. ‘Wacht eens even’, gebaarzeg ik, ‘waarom zouden we niet naar het Poolse informatiepunt in Meterik rijden?’ We draaien de Spoorweg weer op, gaan rechtsaf de Tongerloseweg op en vervolgens alsmaar posz to naar Meterik.
Natuurlijk is ook het Pools informatiepunt dicht. Gelukkig lopen we de uitbaatster van het aanpalende Poolse winkeltje tegen het lijf. Zij vertaalt voor mij de beerput die wordt opengetrokken. Ze zijn hier op zoek naar werk. In Duitsland houden ze het niet langer vol: twaalf uur per dag zware lichamelijke arbeid, loon van 800 euro, 560 euro huur voor een kamer van drie bij drie met stapelbed en een met dertig anderen gedeelde keuken, badkamer en wc. Wie het waagt er iets van te zeggen kan onmiddellijk vertrekken. De Sloveen die op z'n werk drie vingers verloor werd in allerijl op het vliegtuig naar z’n vaderland gezet. Enzovoort. Ze laten loonstrookjes en contracten zien. Om tranen van in de ogen te krijgen allemaal. Hoe graag zou ik willen gebaarzeggen dat het hier allemaal zoveel anders, zoveel beter is. Ik doe het niet: zoveel anders, zoveel beter is het hier niet. Leg je oor maar eens goed te luisteren. Om je kapot te schamen.
‘Gelukszoekers’ schijn je mensen zoals deze drie Polen denigrerend te moeten noemen. Zullen we daar eens heel snel mee ophouden?  

maandag 14 maart 2016

Klein mysterie 692 – Hojje wà (1)

Twee weken geleden kwam I. ineens in mijn leven. I. woont sinds kort in Sevenum. I. spreekt geen dialect. I. beseft wel ten volle dat je geen volwaardig inwoner van Horst aan de Maas kunt zijn als je niet op z’n minst een béétje dialect spreekt.
I. heeft eerder in Maastricht gewoond. I. was de aldaar gangbare lokale afscheidsgroet bijgebleven: hoihoi. I. vroeg of die in deze contreien ook gebruikelijk is. Daarop heb ik I. aan het verstand gepeuterd dat wie het hier waagt hoihoi te bezigen, zonder pardon de gemeente wordt uitgeknikkerd. En dat adieë-, ajuus-, doeg-, doei- en houdoe-zeggers hetzelfde wrede lot wacht. Waarop I. zichtbaar geschrokken informeerde met welke afscheidsgroet hier dan wel goede sier viel te maken. ‘Met hojje’, vertrouwde ik I. toe. Waarop I. vroeg of we dat misschien konden oefenen. Zo gezegd zo gedaan. I. bleek een snelle leerling: binnen enkele minuten produceerde I. een hojje die niet van een autochtone hojje te onderscheiden was.
Die hojje stond alvast. Omdat I. er duidelijk plezier in had, besloot ik I. ook maar meteen in te wijden in het echte werk. Ik vertelde I. dat hojje-zeggers in Horst aan de Maas weliswaar in hoge achting staan, maar dat je er pas echt bij hoort als je op dat hojje nog een kort woordje laat volgen. Omdat I. er echt bij wil horen, moest I. natuurlijk weten wat dat korte woordje dan wel mocht zijn. ‘Wà. Hojje wà.’
Opnieuw gingen we aan de slag. En binnen de kortste keren had I. ook dat onder de knie. Niet zomaar een , nee een echte , met een van diep komende w en een lang aangehouden à. Een om trots op te zijn. En I. wás trots, en niet zo’n beetje ook.
Leergierig als I. is, wilde I. daarna weten wat dat eigenlijk betekent. Ik probeerde het eerst met ‘ betekent eigenlijk niets’, maar daar trapte I. niet in. I. was meer onder de indruk van ‘ is een min of meer overbodige toevoeging die dat hojje moet benadrukken. als een soort van .’ Toch nam I. hiermee geen volledig genoegen. Want dan moest ik I. maar eens uitleggen waarom ze in Maastricht geen hoihoi wà zeiden en in Amsterdam geen tot ziens hè. Ik moest I. het antwoord schuldig blijven. Wel beloofde ik I. die vraag in de Horst-sweet-Horst-groep te gooien. Wat ik bij dezen doe. 

Intermezzo – Voetbalveldgeweld

Als we alle berichten moeten geloven – en waarom niet? – is het er gistermiddag heet aan toe gegaan op sportpark ’t Spansel in Sevenum, na afloop van de voetbalwedstrijd tussen Sparta ’18 en het Helmondse Oranje Zwart. Pas nadat de politie massaal was uitgerukt kwam er een einde aan de onlusten. Ongetwijfeld koren op de molen van de volksstammen die ervan overtuigd zijn dat vroeger alles beter was. Vroeger, toen het er nog sportief aan toe ging op de groene velden. Vroeger, toen voetballers en publiek zich nog gedroegen als schoothondjes.
Allemaal valse nostalgie! Gelul van de bovenste plank! Voetbalveldgeweld is van alle tijden (net als jongerenbaldadigheid, witteboordencriminaliteit en bejaardenterreur – maar daarover een andere keer meer). Ter illustratie twee voorbeelden uit een grijs verleden van voetbalveldgeweld waarbij voetbalclubs uit Horst aan de Maas waren betrokken.
Het eerste dateert uit 1948, 68 jaar geleden. Het tweede elftal van Wittenhorst trad op 28 november van dat jaar in Boxmeer aan tegen het tweede elftal van Olympia ’18. Wittenhorst stond volgens het Dagblad voor Noord-Limburg van 2 december op een comfortabele voorsprong toen een Boxmeerse speler schijnbaar zonder enige aanleiding een Wittenhorstspeler sloeg. ‘De scheidsrechter, die de belhamel direct naar de kleedkamer verwees, werd daarna door een andere speler van Boxmeer aangevallen. Eerst na ingrijpen der aanwezige politie kon het spel verder doorgang vinden.’ Commentaar van de krant: ‘Het wordt onderhand toch wel eens tijd dat dergelijke lieden voorgoed van de voetbalvelden worden geweerd.’ Let vooral ook op dat ‘onderhand’.
Het tweede voorbeeld dateert uit 1939, 77 jaar geleden. Op 26 maart van dat jaar speelde het eerste elftal van America thuis tegen het Venlose DSO. Na een beslissing van de scheidsrechter waar hij het niet mee eens was, ging een 22-jarige Americaan volledig door het lint. Eerst ging hij twee tegenstanders te lijf en daarna liep het, getuige de Nieuwe Venlosche Courant, pas helemaal uit de hand:
‘De ruzie liep binnen enkele oogenblikken zoo hoog dat zelfs het publiek het terrein op stoof en verdachte die het nog niet genoeg was kwam terug met een stuk weipaal onder de jas en plotseling probeerde hij zijn tegenstander die tot alles niet de minste aanleiding gegeven had met den paal op het hoofd te slaan, doch deze maakte zich uit de voeten en kreeg nog een flinke ontvelling aan den arm, terwijl inmiddels de scheidsrechter den wedstrijd had gestaakt.’
De Americaan moest voor de rechtbank verschijnen, waar de politierechter hem veroordeelde tot naar keuze een boete van 25 gulden of een gevangenisstraf van 25 dagen. Noteer ook dat de rechter er volgens de krant ‘nogmaals op wees dat er een einde moest komen aan al die mishandelingen bij de voetbalsport’. 1939, 77 jaar geleden.

Intermezzo – Franz Clemens von Fürstenberg (5)

Slotaflevering – in elk geval voorlopig – van een korte serie over Franz Clemens von Fürstenberg (1755-1827). 
De vorige drie afleveringen (klik hierhier en hier) over het leven van de laatste bewoner van kasteel Huis ter Horst waren gebaseerd op een prachtig artikel van Horst Conrad (klik hier voor de titelgegevens). Helaas laat Conrad de Horster periode van Franz Clemens (1791-1827) bijna volledig buiten beschouwing. Ook anderen hebben nauwelijks over die Horster periode gepubliceerd. Als ik het wel heb blijft het bij wat waarschijnlijk niet al te serieus te nemen anekdotes (gememoreerd in de eerste aflevering; klik hier) én een postuum artikel van H.G. ter Voert, gepubliceerd in deel 1 van Horster historiën. Ter Voert bestudeerde een aantal processen die Franz Clemens in 1796 aanspande voor de Horster schepenbank. Hieruit rijst het beeld op van een autoritaire man, die nauwgezet toezag op de naleving van allerlei regeltjes en die door het minste of geringste geprikkeld kon raken. Over die lichtgeraaktheid zei hij zelf:
‘De een vindt belangrijk wat een ander voor een kleinigheid houdt. Voor mij is het geen kleinigheid wanneer iemand 24 uur van mijn kostbare tijd in beslag neemt, waardoor andere zaken worden opgehouden. En intussen word ik dan toch maar door jan en alleman voor een bedrieger uitgemaakt.’
Ter Voert oppert dat het gedrag van Franz Clemens mogelijk voortvloeit uit frustratie over het feit dat sommige Horstenaren preludeerden op de afschaffing van de heerlijke rechten (in 1798) en het minder nauw namen met het nakomen van hun verplichtingen. Dit zal wellicht hebben meegespeeld, maar uit het artikel van Conrad weten we inmiddels dat het optreden van Franz Clemens past in een patroon dat al minstens twintig jaar eerder tot ontwikkeling kwam.
Zoals gezegd in de eerste aflevering stond Franz Clemens in Horst te boek als zonderling – ‘de gekke graaf’ was z’n weinig vleiende bijnaam. Niet te ontkennen valt dat Franz Clemens bij tijd en wijle abnormaal gedrag vertoonde. Ook Conrad levert daarvoor karrenvrachten aan bewijs. Een vraag die Conrad jammer genoeg een beetje uit de weg gaat – en die mij intrigeert – is of Franz Clemens gewoon zo gek was als een deur óf dat hij door zijn tijdgenoten, met inbegrip van zijn naaste familie, werd uitgekotst vanwege zijn weinig gangbare ideeën en een levenswijze die afweek van de norm. Conrad tendeert naar het eerste. Ongetwijfeld op goede gronden. Toch zou ik het toejuichen als iemand het leven van Franz Clemens eens bestudeerde met in het achterhoofd de vraag of Franz Clemens in bepaalde opzichten z’n tijd niet ver vooruit was.

maandag 7 maart 2016

Intermezzo – Hekwerkrotonde

Qua tot de verbeelding sprekende rotondes heeft Horst aan de Maas een naam hoog te houden. Denk bijvoorbeeld aan de houtenbenzinepomprotonde (klik hier) en de oranjedobberrotonde (klik hier).
Hoewel de jongste rotondologische aanwinst niet in de schaduw kan staan van genoemde twee voorbeelden, is ze wel degelijk een korte vermelding waard. Het betreft de rotonde op de kruising Midden Peelweg – Peelstraat – Patersstraat in Evertsoord. Een al enkele jaren bestaande rotonde, die evenwel pas recent is aangekleed. En wel door ABC Hekwerk, hoveniersbedrijf De Middelpas en mengvoederbedrijf Vitelia.
Het is natuurlijk best een waagstuk dat de provincie Limburg, de wegbeheerder, hier is aangegaan: drie zulke uiteenlopende bedrijven samen verantwoordelijk maken voor de aankleding van één rotonde. Maar het resultaat is werkelijk verbluffend.
Hier, te midden van dit uitgestrekte Peelse niets, wordt duidelijk wat samenwerking vermag. Deze rotonde is het levende bewijs dat het geheel soms meer kan zijn dan de som der delen. Ontstaan is een symbiotisch ensemble dat zijn rotondologische weerga niet kent. De geslaagde integratie van vakmanschap, vernuft en esthetisch gevoel doet deze rotonde mijlenver boven zichzelf uitstijgen.
Merk bijvoorbeeld op met hoeveel raffinement aan de westzijde van de rotonde een uitgekiende vlakverdeling is geschapen, waarbij witte kiezel, roodbruine klinkers en diepgroen kunstgras een spannende verbinding met elkaar aangaan, met het grijze hekwerk met ABC-hekwerkbordje als onnadrukkelijk trait d’union tussen enerzijds kiezel en klinkers en anderzijds kunstgras.
Aan de oostzijde heeft dit fraaie tafereeltje een passende pendant gekregen. Ook noord- en zuidzijde van de rotonde zoeken op al even speelse wijze de dialoog met elkaar. Hekwerk vormt hier een luchtig terzijde van een statige groene kunstgrasloper die vrije toegang verschaft tot een vierkant plateau dat is bekleed met helderwitte kiezel en drie ingenieus ten opzichte van elkaar gepositioneerde bomen.       
Zoveel mag duidelijk zijn: hier is een nieuw fonkelend pareltje geregen aan de toch al zo prachtige krans van rotondes in Horst aan de Maas. Chapeau!

Intermezzo – Franz Clemens von Fürstenberg (4)

Nieuwe aflevering in de kleine serie over Franz Clemens von Fürstenberg, de laatste bewoner van kasteel Huis ter Horst. Het zij nog maar eens herhaald: bron is een prachtig artikel van Horst Conrad (klik hier voor de titelgegevens).
We waren gebleven in 1788. Sophie von Ascheberg, de echtgenote van Franz Clemens, heeft een dochter gebaard. Die wordt op gezag van Franz Clemens na drie weken ondergebracht bij een boerin, twintig kilometer verderop, waar Charlotte onder eenvoudige omstandigheden dient op te groeien. Franz Clemens blijft ondertussen lichamelijk geweld tegen zijn echtgenote gebruiken. Sophie is dat in 1791 – het jaar waarin Franz Clemens naar Huis ter Horst verhuist – zo beu dat ze Franz Clemens na zeven jaar huwelijk verlaat. Een in die tijd uiterst ongebruikelijke stap, die indruist tegen het katholieke huwelijksrecht. Franz Clemens eist meerdere keren dat Sophie bij hem terugkeert. Zij is daartoe bereid mits hij belooft zijn eigenzinnige levenswijze op te geven. Franz Clemens weigert categorisch: hij laat zich niet door zijn eigen vrouw de les lezen – als er iemand voorwaarden dient te stellen, dan hij.

Onder druk van de familie van Franz Clemens komt het in 1798 tot een nieuwe verzoeningspoging. Sophie wordt nogmaals aan het verstand gebracht dat ze zondigt tegen het katholieke huwelijksrecht. Als ze de onderhandelingen afbreekt, geeft bisschop Franz Egon von Fürstenberg, een oom van Franz Clemens,
haar te verstaan dat ze dan ook niet langer op verdere ondersteuning van de familie hoeft te rekenen. Verbitterd schrijft Sophie: ‘Der Gedanke an Noth sollte mich also näher zu einer Aussõhnung stimmen? Elend macht nur niedrige Seelen kriechen.’ Ze besluit definitief met haar man te breken en keert terug naar Münster. Daar ondervindt ze opmerkelijk veel steun voor haar handelwijze. Zelfs bij de familie Von Fürstenberg heeft Sophie het niet helemaal verkorven. Een jongere broer van Franz Clemens stopt haar regelmatig wat toe en bisschop Franz Egon von Fürstenberg, die haar eerder zo onder druk heeft gezet, bepaalt bij testament dat Sophie en haar dochter een jaarlijkse toelage van tweeduizend daalder krijgen. Franz Clemens ontvangt niets: zijn keuze voor een filosofische levenswijze betekent volgens zijn oom tevens een keuze voor een leven zonder behoeften.
In 1802 raakt Franz Clemens ook nog eens zijn dochter kwijt: waarschijnlijk op initiatief van de familie Von Fürstenberg komt Charlotte definitief onder de hoede van haar moeder, iets waartegen Franz Clemens zich altijd heftig had verzet.

Volgende keer: meer over de gedragingen van Franz Clemens in Horst.

Intermezzo – Horstensia (5) / St. Lambertusschool

Object: tegel
Afmetingen: 15 x 15 x 0,5 cm.
Gewicht: 233 gram
Materiaal: aardewerk
Producent: ?
Vervaardigd in: Tsjechoslowakije
Datering: 1965 (?)
‘St. Lambertusschool.’ Is die naam ooit in zwang geweest? Was en bleef het niet altijd ‘jongensschool’ dan wel ‘jóngesschoël’? Hoor je zelfs nu nog wel eens. Terwijl de school toch al sinds 1968 geen exclusief jongensdomein meer is en sindsdien Weisterbeekschool heet.
Intrigerende vormgeving. ‘Een beetje impressionistisch, graag, maar ook weer niet té. Klooi maar wat aan met uitlijning en perspectief. Oh ja, en zie maar of je die onderste punt van de ruit afwerkt of dat je daar het mes in het varken laat steken.’
De vlag hangt uit. Vier meeuwen vliegen over de aanbouw. Of zijn het straaljagers?
Maar dan de achterkant. Maakt alles goed wat met de voorkant mis is. Ondanks die rare zwarte stippellijn. Licht geribd, vervaagde opschriften, cijfercombinaties die kunnen doorgaan voor codenamen van geheim agenten, gaatje voor de spijker, verbleekt beeldmerk. Zo, en niet anders, hóórt de achterkant van een St. Lambertusschooltegel zijn.
‘Made in Czechoslovakia.’ In zo’n piepende en knorrende vooroorlogse fabriek in Brno? České Budějovice? Košice? Vervaardigd door een het regime onwelgevallige intellectueel die voor straf z’n dagen moest slijten met productiewerk in de tegelfabriek? Of werden zulke praktijken pas na de Praagse Lente usance?
A-65. 6-88. XI-65. Ondoorgrondelijk inderdaad. Of toch niet helemaal? Is ‘65’ wellicht het jaar van vervaardiging? En ‘XI’ de maand van vervaardiging? De twee aangebouwde klaslokalen werden op 4 januari 1966 in gebruik genomen. Markeert de tegel soms de feestelijke ingebruikname? Hangt daarom de vlag uit? Komen daarom vier straaljagers overvliegen?