maandag 28 september 2020

Intermezzo – Bestrijdingsmiddelen

Het Meterikseveld is een uitgestrekt akkercomplex waar ik vaak wandel. Zo ook afgelopen dinsdag. Op een van de akkers stootten twee spuitmachines een groenige, stinkende vloeistof uit. In de loop der jaren heb ik het aantal tractoren, het aantal spuitmachines en het aantal gewassen per teeltseizoen op het Meterikseveld gestaag zien toenemen. Ik maak me hier zorgen om: wat zijn de gevolgen van die steeds maar toenemende intensivering voor de bodem, het grondwater, de flora, de fauna, de volksgezondheid? Ik maakte een foto van een van de spuitmachines en plaatste die op Facebook, met daarbij de  hashtag ‘waarmoetdatheen’ en de tekst: ‘Ach welja, we pleuren er gewoon weer wat bestrijdingsmiddelen op en dan laat het zoveelste gewas van dit jaar maar komen.’


Foto, bericht en hashtag leidden tot tal van verontwaardigde reacties. Onder meer van Jan van Rijswick: ‘Normaal reageer ík niet op zulke stemmingmakerij, maar voel me nu geroepen omdat ik degene ben die dit perceel inzaait. Mijn collega spoot hier het middel Dustex; een middel gemaakt van bindmiddel uit houtvezels. Dit middel zorgt dat de gronddeeltjes aan elkaar hechten en zo dus niet gaan stuiven bij wind. Graag voordat je roeptoetert eerst de feiten checken en dat geldt voor meerdere opmerkingen! Ik ben nu weer op dit perceel aan het werk en ik wil je graag persoonlijk tekst en uitleg geven.’


Tekst en uitleg van Jan leek me wel een goed idee. Gisteren was het zover. Jan maakte me duidelijk dat vandaag de dag alles tot in het kleinste detail in regeltjes is vastgelegd: ‘Alles is dichtgetimmerd en wordt een aantal keren uiterst zorgvuldig gecontroleerd, niet alleen door verschillende instanties, maar ook door de afnemers. Het gebruik van gewasbescherming – dát is het woord en niet “bestrijdingsmiddelen” zoals jij schrijft – moet eveneens aan allerlei voorwaarden voldoen en moet tot achter de komma worden geregistreerd. En even voor jouw beeld: gewasbescherming betekent niet dat we luizen bestrijden, maar dat we de plant beschermen. Gewasbescherming gebeurt biologisch en chemisch. Afgelopen dinsdag, toen jij voorbijkwam, dus biologisch. En vergeet niet: de boer is de mens die het dichtst bij de natuur staat. Wij verdienen onze boterham met de grond. Waarom zouden wij die grond dan de vernieling in willen helpen?’


Volgens Jan zijn boeren het moe dat almaar met het beschuldigend vingertje naar hen wordt gewezen: ‘Het zijn niet de boeren, maar het is de politiek, Europa en de Nederlandse overheid, die ons tot deze koers heeft gedwongen, geholpen door de consumenten. Zij hebben ons in een keurslijf gedwongen. En nu dit misschien niet langer de juiste koers is, geeft de politiek niet thuis en krijgen wij de schuld. Dát is waarom boeren op hun achterste benen staan. Wij worden in het verdomhoekje gezet terwijl we daar niet in thuishoren. Iedereen in de sector ervaart zo’n bericht als dat van jou als een persoonlijke belediging, vandaar al die heftige reacties.’


Wat leer ik uit de woorden van Jan en uit andere reacties?
  1. Ik had er niet zomaar vanuit mogen gaan dat de spuitmachines op het Meterikseveld een chemisch bestrijdingsmiddel (‘gewasbeschermingsmiddel’ aldus Jan) uitstootten. Als ik zoiets schrijf moeten de feiten kloppen; ik moet zelf niet doen wat ik anderen (soms) verwijt;
  2. Het was mijn bedoeling om aan de hand van het voorbeeld op het Meterikseveld mijn bezorgdheid te uiten over de ontwikkelingen in de intensieve landbouw. Het was absoluut niet mijn bedoeling om het bedrijf of de medewerkers van het bedrijf die die middag verantwoordelijk waren voor het uitstoten van het gewasbeschermingsmiddel aan de schandpaal te nagelen (al was het maar omdat ze niets illegaals deden). Ik heb me onvoldoende gerealiseerd dat dit wel zo zou kunnen worden opgevat.
  3. Dat we het op een aantal punten oneens zullen blijven. 

woensdag 23 september 2020

Intermezzo – Gemeenteraadsvergadering

Het resultaat van 2 uur en 58 minuten luisteren naar de raadsvergadering van de gemeente Horst aan de Maas van 22 september 2020:

zondag 20 september 2020

Klein mysterie 791 – Afslag 10

‘Het is zondagmiddag, 30 augustus 2020. De vakanties zijn voorbij en de zomer kruipt langzaam zijn einde tegemoet. Met een stralend zonnetje aan de hemel belooft het een mooie nazomermiddag te worden. In de Kasteelsche Bossen in Horst is het een drukte van belang, want er valt iets te vieren. Sterker nog, de Grote Dag is aangebroken. Alle stuurgroepadviezen, commissievergaderingen, procesbegeleidersrituelen, visiestukken, draagvlakken, kortom, alles smelt deze middag samen tot het ultieme moment: de officiële opening van de Sportzone.’


In augustus 2016 organiseerde Horst-sweet-Horst een schrijfwedstrijd. Bovenstaande was het begin van de inzending van Franka Jakobs (klik hier voor de rest). De Grote Dag waarover Franka het heeft brak op 30 augustus jongstleden niet aan. Het is de vraag of die Grote Dag voor de Sportzone (inmiddels Afslag 10 geheten) er überhaupt wel komt: ‘Stekker uit Afslag 10’, kopte dagblad De Limburger gisteren op de voorpagina. En in het regiokatern: ‘Gesneuveld door gebrek aan visie en daadkracht.’


Ter opfrissing van het geheugen: Afslag 10 is het gebied terzijde van afrit 10 van de A73. ‘In Afslag10 hebben 10 initiatiefnemers, vanuit de segmenten sport, recreatie, cultuur, onderwijs, bedrijfsleven, zorg en overheid, zich verenigd om met het gelijknamige gebied een nieuwe richting in te slaan en nieuwe verbindingen te leggen’, aldus de website. Aan ambities en grote woorden heeft het Afslag 10 nooit ontbroken. Aan daad- en slagkracht des te meer. ‘Allemaal de schuld van de politiek’, beweren de voorvechters van het Papendal van het Zuiden alias het Valencia van het Noorden. Ze hekelen de trage besluitvorming, met name over een eventueel nieuw zwembad. Inderdaad tenhemelschreiend. Wat evenmin besluitvormingsbevorderend werkt, is de Horster neiging om alles met elkaar te verweven (verkeersafwikkeling, Gasthoês, parkeren, zwembad, sporthal, Afslag 10).


Volgens de Afslag 10-voorvechters associeert iedereen Afslag 10 uitsluitend nog met gedoe over het zwembad. Als dat al zo is, mogen de heren zichzelf natuurlijk ook iets verwijten. Waarom hebben ze niet tegen dat beeld gestreden? Waarom hebben ze zichzelf nooit luidruchtiger op de borst geklopt over hetgeen ze de afgelopen acht jaar hebben bereikt? Misschien omdat er weinig tastbaars is bereikt?


Wat niet wegneemt dat de rol van de gemeente wel degelijk vragen oproept. Hoe is bijvoorbeeld het ‘werkkrediet’ van 100 duizend euro besteed waarmee de gemeenteraad vorig jaar akkoord ging (klik hier)? Hoe heeft de gemeente de aanjaagrol ingevuld die ze voor zichzelf zag weggelegd? En was het wel zo verstandig dat de gemeente zich zo nadrukkelijk committeerde aan Afslag 10 en zitting nam in de Stuurgroep? Wat betreft die Stuurgroep: die trekt nu samen met stichting Afslag 10 de stekker uit het initiatief. Een van de leden van de Stuurgroep is wethouder Rudy Tegels (CDA). Toch komt het voor hem volgens De Limburger als een complete verrassing dat de Stuurgroep het bijltje erbij neergooit. Vreemd, heel erg vreemd. Aangenomen mag worden dat de gemeenteraad de wethouder op korte termijn op het matje roept.


Wat ik me nog wel afvraag: hoe definitief hebben de voorvechters van Afslag 10 eigenlijk de stekker uit Afslag 10 getrokken? Of moeten we dit misschien eerder zien als een gevalletje de knuppel in het hoenderhok gooien in een ultieme en bewuste poging om het zaakje in beweging te krijgen?

zondag 13 september 2020

Intermezzo – Peter Elbers

Ik hang aan elkaar van vooroordelen. Zo beginnen CDA’ers en VVD’ers bij mij altijd op achterstand. Die weten ze daarna slechts zelden in te lopen – de praktijk ondersteunt meestal mijn vooroordelen. Heel soms is het anders. Zoals in het geval van Peter Elbers, de fractievoorzitter van de VVD die de gemeenteraad van Horst aan de Maas gaat verlaten omdat hij het raadslidmaatschap niet kan combineren met zijn nieuwe baan. Zat eraan te komen, maar dat maakt het niet minder erg.


Mijn eerste indruk van Peter, opgedaan tijdens het lijsttrekkersdebat voorafgaand aan de gemeenteraadsverkiezingen van 2018, was niet onverdeeld positief. Hij leek wel een kamergeleerde, niet bestand tegen de sneren van z’n collega’s, niet ad rem genoeg, te weinig straatvechter. Dat je niet altijd moet afgaan op je eerste indruk, bleek al snel. De VVD kwam na de verkiezingen in de oppositie en ontpopte zich onder leiding van Peter tot luis in de pels van de coalitie – misschien nog wel meer dan de SP. Peter deed wat een gemeenteraadslid moet doen: hij nam zijn controlerende taak uiterst serieus. Hij had inhoudelijk z’n zaakjes op orde, was kritisch en vasthoudend, vroeg welbespraakt door waar anderen zwegen en toonde zich een vaardig debater. En dan beschikte hij ook nog eens over onderkoelde humor.


Wat wil je nog meer? Een fijne uitspraak over z’n keukentafel misschien? Ook daarvoor was Peter niet te beroerd (klik ook hier, hier en hier): ‘Vaak worden er goedkope Chinese of andere surrogaatluchtwassers aangeschaft die net zoveel functie hebben zoals bij mij op de keukentafel de namaakschoorsteen.’


Tijdens de raadsvergadering van afgelopen dinsdag diende Peter samen met de SP een motie van afkeuring in tegen wethouder Han Geurts (CDA) vanwege diens slechte, trage en vage informatievoorziening van de gemeenteraad over de verbouwing van ’t Gasthoês [‘broddelcommunicatie’). Hoewel deze kwalificaties een grote kern van waarheid bevatten, sloten de coalitiepartijen de gelederen en werd Peter met pek en veren besmeurd. Niet zeuren, zo is het spel, zo zijn de regels. De onverkwikkelijke nabrander kwam van Henk Weijs, het CDA-gemeenteraadslid dat er een sport van heeft gemaakt zijn collega’s op niet mis te verstane wijze de les te lezen. Dinsdag tijdens de raadsvergadering was Aniet Fonteyne (SP) het slachtoffer van zijn blinde woede, een dag later was Peter Elbers aan de beurt. Op Facebook nota bene: ‘Het is een partij als de VVD die een bestuurderstraditie hoog te houden heeft zeer onwaardig, om een wethouder/bestuurder zonder directe aanleiding en fatsoenlijke onderbouwing met een dergelijk zwaar middel te confronteren. (…) Slecht voor het onderlinge vertrouwen en draagt op geen enkele wijze bij aan een beter Horst aan de Maas!’ Alsof het slippendragerschap van het gemeentebestuur wél bijdraagt aan een beter Horst aan de Maas. Alsof via Facebook je frustratie uiten over een appje (klik hier) wél goed is voor het onderling vertrouwen.


Ik houd het er vooralsnog op dat Peter Elbers de uitzondering is die mijn regel (‘De praktijk ondersteunt mijn vooroordelen over CDA’ers en VVD’ers’) bevestigt.

zaterdag 12 september 2020

Intermezzo – Galgenvelden

Voor de afwisseling maar weer eens een duik in de lokale geschiedenis. Nee, nu niet meteen afhaken: geschiedenis is meer dan gaap-gaap. Geschiedenis is óók moord en doodslag. Bijvoorbeeld op dinsdagavond 19 december 1628 als glazenmaker Wijnand Daemkens thuis in zijn woning in Horst wordt doodgeschoten. Consternatie alom. Buren haasten zich naar de plaats delict. Onder hen collega-glazenmaker Hendrik Lenardts, die sinds jaar en dag een vete met Wijnand had. Hendrik kust het lijk van Wijnand. Dit brengt Trien Heynen, echtgenote van Wijnand, tot razernij. Ze is ervan overtuigd dat Lenardts de dader is en wijst hem de deur. Bij daglicht ontdekken de heer van Horst en de schepenen de volgende morgen de voetsporen van de moordenaar. Die leiden naar het huis van Lenardts. Wat blijkt? Diens schoenen passen precies in de gevonden voetafdrukken van de moordenaar! Lenardts wordt gearresteerd, drie dagen lang opgesloten in een herberg en uiteindelijk overgebracht naar de gevangenis van het Horster kasteel.


Op gezag van kasteelheer Johan III van Wittenhorst komt de pijnbank eraan te pas. Lenardts geeft aanvankelijk geen krimp, maar als de beul de schroeven wat steviger aandraait, begint hij te klappen, ten teken dat hij een bekentenis wil afleggen. Als hij is losgemaakt bekent Lenardts dat hij Wijnand heeft vermoord met een in Roermond gekocht geweer. Na de moord had hij het geweer onder de drempel van zijn achterdeur verstopt. Het vonnis van de schepenbank laat aan duidelijkheid niets te wensen over: onthoofding. Wat volgt is een tocht van het kasteel naar het galgenveld. Dat ligt aan de uiterste grens van de heerlijkheid Horst, net voor de brug over de Lollebeek bij Castenray. Lenardts wordt er onthoofd. Zijn lichaam wordt onder de galg begraven – de gewijde grond van de begraafplaats bij de parochiekerk was verboden terrein voor misdadigers.


Met het oog op de afschrikkende werking lagen galgenvelden doorgaans op goed zichtbare locaties aan doorgaande wegen. Een ligging nabij een dorps- of stadsgrens had daar bovenop nog als voordeel dat bezoekers van buiten een extra waarschuwing kregen (vreemd genoeg krijgen ze die tegenwoordig pas als ze het dorp verlaten).


Dit verklaart waarom de Horster galg niet de enige was die nabij de Lollebeek stond opgesteld: aan de overzijde van de beek bevonden zich, terzijde van de doorgaande weg naar Venray, ook nog eens de galgen van Oirlo (van Horst uit gezien rechts) en Venray (links). Waarmee de galgenvelden het verbindingsstreepje, het trait-d’union, waren tussen de heerlijkheden Horst, Oirlo en Venray.


In Castenray struikel je over de monumenten. Wat wil je ook in een plaats die zich afficheert als mònnementedörp? Opmerkelijk dat de galgenvelddriehoek tot dusverre de dans heeft weten te ontspringen. Of heb ik misschien iets gruwelijk over het hoofd gezien?

(Dit stukje verscheen woensdag in ingedikte vorm in Via Horst-Venray. Geraadpleegde bronnen: A.F. van Beurden, ‘Oude justitie te Horst’ in: Peel en Maas, 28 mei 1927; Adolf Steffens, Geschiedenis der aloude heerlijkheid en der heeren van Ter Horst (Roermond 1888) 122-124.)

donderdag 10 september 2020

Intermezzo – Klassenfoto

 

Ooit kreeg ik deze klassenfoto van mijn inmiddels lang geleden gestorven buurvrouw. Ze staat er zelf niet op; haar moeder wel, gezien het kruisje onder de foto vermoed ik dat zij het vierde meisje van rechts op de onderste rij is.


‘Zusterschool Horst 23 Oct. 1906’ staat in prachtige krulletters geschreven op de lei die een meisje op de voorste rij in haar handen houdt.


Achterop is met potlood vermeld dat het om een zesde klas gaat. Eens in de paar jaar kom ik deze foto tegen. Dit weekend was het weer zover. Ik raakte niet uitgekeken op de kleren, de kapsels, de schoenen, de gezichtsuitdrukkingen. Ik vroeg me van alles af: hoe kan een foto van 114 jaar oud zó scherp zijn? Betekent het iets dat sommige meisjes dezelfde kleren dragen? Zo ja, wat dan? Is het inderdaad een zesde klas? Zo ja, zijn die duidelijk grotere meisjes dan notoire zittenblijvers? Waarom kijken de meisjes in meerderheid zo bedrukt? Wat zou er na 1906 van deze meisjes zijn geworden? Zijn het wel allemaal meisjes? 


Alsof het zo moest zijn, werd afgelopen maandag op NPO2 Extra Das weiße Band uitgezonden, een fenomenale, veelbekroonde film van de Oostenrijkse regisseur Michael Haneke uit 2009. Tot m’n schande had ik ‘m nog nooit gezien. Das weiße Band bracht ‘mijn’ foto helemaal tot leven.


De film speelt namelijk in dezelfde tijd (1913) en in een vergelijkbare omgeving (een Noord-Duits plattelandsdorpje). Bovendien zijn lagere schoolkinderen er zeer prominent in aanwezig én is de film in zwartwit geschoten. De kleren, de kapsels, de schoenen: het komt allemaal wonderwel overeen met de meisjes op ‘mijn’ foto. Logisch? Zegt inderdaad misschien iets over de zorgvuldigheid waarmee Haneke te werk is gegaan. Maar het meest frappeerden me de overeenkomsten in de gezichtsuitdrukkingen. Ook in de film zijn die overwegend bedrukt, terneergeslagen. Klara, dochter van de angstaanjagende Lutherse dominee,


zou zomaar gemodelleerd kunnen zijn naar het meisje dat op de foto als derde van rechts op de onderste rij zit.


Na de film bekeek ik ook nog een documentaire over de totstandkoming ervan. Daarin komt Christian Berger, director of photography van Das weiße Band, aan het woord. Wat blijkt? Hij heeft zich laten inspireren door klassenfoto’s: ‘Er zijn van die typische foto’s van schoolklassen, groepsfoto’s, die voor die tijd heel bijzonder waren. En ik herken dat ook. Plots zie je in die groep één persoon en dat is vaak schokkend. Aan hun blik is af te lezen dat ze onder enorme druk staan.’


Stonden die kinderen inderdaad onder druk, zoals Berger en ik menen te kunnen zien, en waarom dan? Of is het zo dat we dat erin wíllen zien? Hebben we te weinig oog voor de paar kinderen die (bijna) (glim)lachen?  

zondag 6 september 2020

Intermezzo – Horstensia (8) / Zout

object: zakje zout
afmetingen: 4,4 x 3,5 x 0,14 cm
gewicht: 1 gram
ingrediënten: keukenzout (hoogwaardig)
verpakking: papier
verspreider: gemeente Horst aan de Maas
oplage: 20.000
ontvangen: november 2011

Ludieke acties zijn doorgaans een beetje triest. Hun verdiende lot: plaatsing tussen aanhalingstekens (“ludieke” actie) of voorafgegaan worden door het woord ‘zogenaamd’. Ook een beetje triest zijn symbolische acties. Symbolische acties zijn acties voor de kat z’n kut. Nog een beetje triester zijn combinaties van een ludieke en een symbolische actie. Toppunt van een beetje triest zijn combinaties van een ludieke en een symbolische actie die reparatie behoeven.



In november 2011 werd op elk adres in Horst aan de Maas een brief van de gemeente bezorgd. Onderwerp: ‘Gladheidbestrijding’. In gortdroog proza prees het gemeentebestuur het nieuwe gladheidsbestrijdingsplan aan: ‘In het nieuwe gladheidbestrijdingsplan wordt rekening gehouden met alle mogelijke omstandigheden en wordt helder uitgelegd hoe de gemeente de gladheid in de komende winter te lijf wil gaan.’ Voorts: een welgemeend beroep op ons, burgers. ‘Wij [doen] een beroep op u als burger om tijdens sneeuwval ook een steentje bij te dragen door het trottoir voor uw woning zoveel mogelijk sneeuwvrij te maken.’


Typisch gevalletje voor kennisgeving aannemen en toedeledokie de prullenbak in. Ware daar niet die bijlage, waaraan in de brief überhaupt niet werd gerefereerd: een zoutzak. Nou ja, zoutzakje. Opschrift: ‘Neem de gladheidsbestrijding niet met een korreltje zout!’ Ludiek! En verwarrend voor sommigen, aldus Dagblad De Limburger van 18 november 2011: ‘De hoeveelheid zout is net voldoende om één stoeptegel te strooien. Ook is het onduidelijk of het bij de inhoud om pekel gaat of keukenzout.’ Waarna er – angstdroom voor elke ludieke actie – een gemeentelijk woordvoerder aan te pas moest komen om de schade te herstellen: ‘Je moet deze actie meer zien als appèl aan inwoners om het eigen stoepje schoon te houden. Het zakje is een beetje symbolisch.’ En was het nu pekel of keukenzout? ‘Keukenzout.’ ‘Hoogwaardig.’ Dat dan weer wel.

Het zo zout nog niet gegeten hebben? Ach, niet op alle slakken zout willen leggen.

(Klik hier, hier, hier, hier, hier, hier en hier voor eerdere afleveringen van de serie Horstensia)

donderdag 3 september 2020

Intermezzo – Polen

‘Arbeidsmigranten’ zou een kop boven dit stukje zijn die de lading beter dekt dan ‘Polen’. Maar ‘arbeidsmigranten’ klinkt zakelijk, afstandelijk, onpersoonlijk. ‘Polen’ maakt meteen duidelijk dat het om mensen van vlees en bloed gaat. Dat ik in dit geval onder ‘Polen’ ook Roemenen, Bulgaren en andere arbeidsmigranten versta, zal hopelijk niemand me euvel duiden. 


Polen – de kurk, of toch minstens een van de kurken waarop onze Noord-Limburgse economie al zo’n twee decennia drijft. Wie zou verwachten dat de Polen daarom ook al zo’n twee decennia in de watten worden gelegd, komt bedrogen uit. Nee, ze worden met z’n tweeën of vieren op een kamertje gelegd waar ze hun kont niet kunnen keren. In dat kamertje worden ze op een bed gelegd waarvoor ze zomaar even drie- of vierhond euro per maand dienen neer te tellen. Hun huisvestingskosten worden ingehouden op hun loon. Ze worden rücksichtslos op straat geknikkerd na beëindiging van hun arbeidscontract. Allemaal zaken mensen van vlees en bloed onwaardig, Nederland onwaardig, Noord-Limburg onwaardig.


Als de afgelopen twee decennia één ding hebben geleerd, dan is het wel dat werkgevers doorgaans niet de wil hebben om hun arbeidsmigranten op een humane wijze te huisvesten zonder hen het vel over de oren te trekken. Huisvesting is voor werkgevers een belangrijk onderdeel van het verdienmodel geworden. Het rendement van de huisvesting geniet de allerhoogste prioriteit; kwaliteit en humaniteit zijn van ondergeschikt belang. Met deze wetenschap in het achterhoofd is het onbegrijpelijk dat gemeenten maar vergunningen blijven verlenen voor de grootschalige huisvesting van arbeidsmigranten door hun werkgevers.


De gemeente Horst aan de Maas staat op het punt een groenteverwerkingsbedrijf in tuinbouwgebied Californië vergunning te verlenen voor de bouw van een onderkomen voor driehonderd arbeidsmigranten. Waarom toch weer? Waarom neemt de gemeente niet zelf de verantwoordelijkheid voor de huisvesting van arbeidsmigranten, nu afdoende gebleken is dat werkgevers hiervoor niet capabel zijn en woningcorporaties er blijkbaar geen brood in zien? Omdat huisvesting van arbeidsmigranten geen gemeentelijke taak is? Maak het dan tot een gemeentelijke taak en stel een eer in goed gastheerschap!  

(Dit stukje verscheen gisteren in iets andere vorm ook in Via Horst aan de Maas-Venray)