maandag 29 mei 2017

Intermezzo – Donkere ogen

Waar ik ook een boek over zou kunnen schrijven, zijn mijn belevenissen als vrijwilliger van VluchtelingenWerk Horst aan de Maas. Mocht het er ooit van komen, dan kan ik alleen maar hopen dat ik erin zou slagen dat net zo mooi, net zo integer en net zo zonder zelfverheerlijking te doen als Anniek Verheijen het heeft gedaan. Ook zij is vrijwilliger bij VluchtelingenWerk Horst aan de Maas. Over haar ervaringen heeft ze onlangs een indrukwekkend verhaal gepubliceerd op haar website Mooionkruid (klik hier). Met haar toestemming reproduceer ik het hier, want het verdient een zo groot mogelijk lezerspubliek.

Donkere ogen

Ergens in 2014, Libië. De jonge vrouw ligt op de grond en kijkt zoekend om haar heen. Water, ze wil water. Haar mond is kurkdroog na de wilde jeeptocht van vannacht. Ze bevindt zich in de Sahara, midden onder de brandende zon. Het is bizar warm, maar dat is niet het voornaamste probleem. Deze warmte kent ze al haar hele leven en voelt juist als thuis. Het is het steeds langer durende gebrek aan voedsel en water waardoor ze zich zo enorm zwak voelt. Minuten werden uren en zijn inmiddels overgegaan in eindeloze dagen, maar zij heeft nog maar weinig besef van tijd. Ze kan zich niet meer herinneren hoe lang ze niks meer binnen heeft gekregen. Haar lippen zijn net zo droog en gebarsten als de aarde waarop ze ligt. Ze heeft pijn, pijn in haar hart, alsof het doorboord wordt. Ze mist haar kinderen, haar man, haar moeder. Maar ze moet doorzetten. Júíst nu.
Een paar jaar later.

Maart 2017, Nederland. Het is dinsdagmiddag, half vier. Ik sta voor de deur bij huisnummer 53 en wacht. De gordijnen zijn dicht, zoals iedere week. Het duurt even voordat de deur wordt geopend. De jonge vrouw begroet me hartelijk en lacht een prachtige glimlach. Ze geeft me een hand, zegt ’Hallo Anniek, hoe gaat het?’ en laat me binnen in haar woning. Als ik haar dan even aankijk en onze ogen elkaar vinden, dan lijkt het alsof er kleine lichtjes schijnen in haar donkere kijkers. Haar donkere ogen die mijn ogen zoeken, die mij vervolgens écht zien. Haar donkere ogen met – zo is gebleken – een behoorlijk donker verhaal. Haar donkere ogen die echter vol vertrouwen de toekomst in durven kijken.

Zij is een lieve, warme vrouw van 25 jaar oud, afkomstig uit Eritrea, op de vlucht en na een lange omweg inmiddels gestrand in mijn buurdorp waar ze een modern appartementje bewoont. Ze maalt koffiebonen met een vijzel. De koffie bewaart ze dan in een zware stenen kan, en verwarmt ze vervolgens op kooltjes. Een heel karwei, eerder een ritueel. Maar ik drink iedere week thee bij haar en die bereid ze gewoon met een waterkoker.

Doordat ik wekelijks bij haar op bezoek ga, wordt mijn wereld groter. De kennis over haar cultuur is verrijkend voor mij. Ze vertelt over haar woning, noem het een hutje van platen en planken. Nee, ze had geen ramen in haar hut. En geen bankstel. Ze vertelt over de vijf-uur-durende-voettocht naar de ‘supermarkt’, met de ezel naast haar. En dan ook weer terug naar huis, vijf uur. Nu fietsen wij samen naar de Lidl en koopt ze salade of aardappelen in een plastic zakje. Niemand verwondert zich er over, ook ik niet; het lijkt de normaalste zaak van de wereld dat alles maar in plastic zakjes verkocht wordt. Ook doen we samen haar administratie. Soms zie ik door de bomen het bos niet meer en bel ik de gemeente voor extra uitleg. De zinnen in de brieven zijn zo cryptisch opgesteld dat ik het als Nederlander niet eens begrijp. Als ik haar vraag of ze in Eritrea ook zoveel papieren had, schudt ze hard haar hoofd en zegt ’Neeee!’.

Ergens ben ik blij voor haar, dat zij tijden gekend heeft zonder bureaucratie. Hoe fijn moet dat geweest zijn. Maar wanneer ze me andere verhalen vertelt, over Eritrea, dan krijg ik kippenvel. Over haar verleden, haar vluchtroute, haar leven daar. Dan lijkt mijn adem even te stoppen en mijn hartslag te vertragen. Het liefst wil ik haar dan even knuffelen, om haar te laten voelen dat ik met haar meeleef. Maar wat heeft ze aan medeleven? Het is allemaal gegaan zoals het gegaan is. Zij is zo anders dan alle mensen die ik ooit eerder ontmoet heb. Haar verhaal geeft me een ander gevoel, onmetelijk en grenzeloos. Een ver-van-mijn-bed-show die toch ineens dichtbij is nu. Dit is een vrouw van mijn eigen leeftijd die noodgedwongen een ander leven heeft gekregen. Heel anders dan dat ze ooit had kunnen denken. Het is confronterend merk ik. Hoewel ik me niet in haar kan verplaatsen en niet kan voelen wat zij voelt, merk ik dat het echt wat met me doet. Elke keer weer. En voel ik me dankbaar dat zij in mijn leven is gekomen.

Wat ik zo bijzonder vind aan deze jonge vrouw, is dat ik merk dat ik écht contact met haar heb. Ze luistert, ze kijkt, ze ziet me. Hoe vaak heb ik het idee dat Nederlandse mensen met niet écht horen als ik iets zeg? Dat ze zijdelings nog even op hun telefoon kijken, of er toevallig een appje binnenkomt. Of dat ze knikken als ik iets vertel, terwijl ik voel dat ik geen echte verbinding heb. Dat ik eigenlijk net zo goed tegen de muur kan praten.

Soms wil de jonge vrouw woorden schrijven als ik bij haar ben. Ze pakt dan haar schooltas en zoekt haar schrift en potlood. Vervolgens noem ik woorden op die zij dan probeert te schrijven. Fiets, groente, koelkast, nagellak. Ze is leergierig, wil dingen weten. Als ze het woord niet kent dan schrijft ze het in Tigrinya (de taal die zij in Eritrea sprak) naast het Nederlandse woord. Op die manier leert zij de Nederlandse taal. Als we op een dag een verhaaltje lezen wat ze op school heeft behandeld, kom ik erachter dat ze het niet helemaal begrepen heeft. Het onderwerp is ‘Glorix’ maar ze kan me niet uitleggen wat dat dan precies is, Glorix. Is het de fles? Is het het spul ín de fles? Als ik het haar vertel, lijkt ze het nog niet helemaal te snappen. Ik vraag haar waar zij haar toilet mee schoonmaakt. Ze neemt me mee naar haar badkamer en laat me een grote fles douchegel zien. Naast het toilet poetst ze hier ook de douche en de wasbak mee. Ik lach en leg haar uit waar dit goedje voor dient. ’Dit is voor je huid en haar’, vertel ik terwijl ik naar mijn armen en mijn haren wijs. Ze begint te lachen, ze wist het niet. Dus we gaan weer samen naar de Lidl, dit keer om Glorix en allesreiniger te kopen.

Als ik vandaag binnenstap in haar woonkamer, stromen verschillende uitheemse geuren mijn neus binnen. Het ruikt heerlijk. Ik ruik komijn, gok ik. En misschien kaneel? Kurkuma? Of kruiden die we in Nederland helemaal niet kennen. Ik vertel haar dat het lekker ruikt in haar huis. Ze lacht en zegt ’Dankjewel Anniek.’ Een twinkeling schittert weer in haar ogen. Haar donkere ogen met een onmetelijk indrukwekkend verhaal. Een oud verhaal, maar ook een nieuw verhaal wat voor haar ligt.

Ze vraagt me wat ik wil drinken. Ik zeg dat ze drie keer mag raden. Haar glimlach verraadt haar gedachten.

‘Thee?’, probeert ze.

Ik knik.

Lekker, thee.


Anniek Verheijen

zondag 28 mei 2017

Intermezzo – Kasteelboerderij (10)

Iets ad acta leggen is iets terzijde leggen, iets als afgedaan, als afgehandeld beschouwen, iets niet verder in behandeling nemen. Twee jaar geleden leek het erop alsof het dossier Kasteelboerderij met een zucht van verlichting ad acta was gelegd. Is geweest, zand erover, we gaan ons weer met echt belangrijke dingen bezighouden. Zoiets. En nu, als donderslag bij heldere hemel, is daar ineens luis in de pels Andries Brantsma, die met een ‘totaaloverzicht’ (klik hier) het stof van dit dossier heeft afgeblazen. Tot groot ongenoegen van het gemeentebestuur, zo bleek afgelopen dinsdag tijdens een vergadering van de gemeentelijke Commissie Samenleving (klik hier en ga naar 1.53.00).
De gedachtewisseling in de commissie verliep volgens de bekende lijnen van twee jaar geleden. CDA en Essentie deden er het zwijgen toe. De PvdA hield het bij enkele procedurele vragen. D66 en SP constateerden dat het stuk van Andries Brantsma behalve aannames ook nieuwe feiten bevat. ‘Welke dan?’, vroeg Richard van der Weegen (PvdA). Eveline Baas (D66):
‘Het gaat om zorgvuldigheidsbeginselen bij het opzeggen van de erfpacht, zorgvuldigheidsbeginselen en gebrek aan fair play bij de koop, een andere koper die tegen de marktwaarde had willen kopen, discrepantie tussen onderhoudsbedragen, het achterhouden van huurwaardekennis door de wethouder ten tijde van vragen daarover, het ontbreken van criteria en het akkoord verklaren met de opbouw van de afkoopsom en het terugvloeien van geld uit de afkoopsom naar de koper.’
Meer dan voldoende aanleiding voor een onderzoek, aldus D66 en SP. Een onderzoek naar de al dan niet vermeende feiten én naar de aannames. Maar een getergde wethouder Bob Vostermans (CDA) zag daar geen enkele aanleiding toe:
‘Het stuk van de heer Brantsma is een stuk dat zéér suggestief is. Ik lees er geen nieuwe feiten in op basis waarvan we met elkaar het debat zouden moeten aangaan. Suggestieve zaken zijn geen feiten. Voor mij is het vooral een déjà vu van eerdere debatten.’
Het mag duidelijk zijn: de wethouder zou het dossier Kasteelboerderij maar wat graag opnieuw ad acta leggen. Dit zal voorlopig niet gebeuren: D66 en SP lieten doorschemeren schriftelijke vragen te gaan stellen, waardoor de hele kwestie na de zomer waarschijnlijk andermaal in de gemeenteraad aan de orde zal komen. 
Het slagveld overziend rijst de vraag waarom het gemeentebestuur, overtuigd als het is van zijn zorgvuldig handelen, niet gewoon instemt met een onafhankelijk onderzoek naar de verkoop van de Kasteelboerderij. Opdat het dossier daarna definitief ad acta kan worden gelegd.

dinsdag 23 mei 2017

Intermezzo – Aanplakborden

1. Vind ik wat ik vond? Nee! Mijn overtuiging dat het CDA de schuld is van veel (zo niet alles) is vrees ik in staal gegoten, maar er zijn ook terreinen waarop wel degelijk beweging zit in mijn denkbeelden en opvattingen.
2. Op 3 augustus 2008 schreef ik (klik hier): ‘Gemeentelijke aanplakborden leiden tot ontsiering van de openbare ruimte. Weg ermee!’ Vind ik wat ik vond? Nee! Het is zelfs de grootst mogelijke onzin. Negen jaar later vind ik het on-voor-stel-baar dat ik blijkbaar ooit van mening was dat gemeentelijke aanplakborden de openbare ruimte zouden ontsieren. Voortschrijdend inzicht heeft ertoe geleid dat ik nu precies de tegenovergestelde opvatting ben toegedaan. Nu zou ik schrijven: ‘Gemeentelijke aanplakborden zijn sieraden in de openbare ruimte. Koester ze!’ 
3. Aanplakborden, al dan niet gemeentelijk, zijn op hun mooist als ze leeg zijn. Dat wil zeggen quasi-leeg: ook als ze zogenaamd leeg zijn, bevatten aanplakborden altijd restanten van eerdere aanplaksels. Elk affiche laat zijn sporen na. Die afzonderlijke sporen vormen samen niet alleen een visueel aantrekkelijk geheel, ze vertellen ook nog eens een verhaal. Het verhaal van de vermaaksgeschiedenis in een bepaalde omgeving in een bepaalde tijd. Zo vertellen al die snippers en snippertjes op de aanplakborden in Horst aan de Maas en omgeving het verhaal van de stockcarraces in Baarlo, van Sevenumse kermis, van de Lindefeesten in Sambeek, het polsstokverspringen in Melderslo, het bokkenollen in Grientsveen, de gazonmaaierraces in Lottum, het oogstcorso in Kronenberg, de harmoniefeesten in Horst.  

4. Op zondagmiddag 23 april stond ik in Griendtsveen enkele minuten lang gefascineerd te kijken naar het deels lege gemeentelijk aanplakbord aldaar.
Ik nam me voor nu eindelijk eens een stukje te schrijven over de rehabilitatie van het gemeentelijk aanplakbord. 
Het kwam er niet van. 

5. Afgelopen vrijdag voor het eerst in vele jaren, in aangenaam gezelschap, weer eens een bezoek gebracht aan Insel Hombroich, een magische plek in Neuss (slechts een uurtje rijden van Horst aan de Maas), waar landschap, kunst, natuur en architectuur een prachtig geheel vormen. In een van de paviljoens van Erwin Heerich werd ik gegrepen door zes zogeheten décollages.
Ze deden me sterk denken aan quasi-lege (gemeentelijke) aanplakborden.
6. Aan tekstbordjes bij de kunstwerken doet Insel Hombroich niet. Dat is mooi omdat het je onbevooroordeeld naar kunstwerken laat kijken. Dat is minder mooi omdat het je laat gissen naar achtergronden en makers van de kunstwerken. Gelukkig is er tegenwoordig internet. Waardoor ik er snel achter kwam dat de zes décollages werken zijn van de Franse kunstenaar Raymond Hains (1926-2005).
7. Holly Moors schrijft op Moors Magazine, zijn onvolprezen dagelijkse elektronische krant, over Raymond Hains (klik hier): 
Zo was hij bijvoorbeeld gefascineerd door affiches en hun geschiedenis – dat wil zeggen: hoe affiches in korte tijd al door weer en wind, regen, scheuren en over elkaar plakken een geheel ander leven gingen leiden en er een compleet nieuw kunstwerk ontstond. Hains was de eerste die oog had voor dit soort gevonden kunst, en leerde daardoor anderen beter kijken naar de schoonheid van het verval in het dagelijkse leven.’

maandag 22 mei 2017

Klein mysterie 742 – Limburgs

Op z’n achterste poten staan is zo’n beetje de grondhouding van de Limburger. Maarten van Rossem die zegt dat Limburg op een klompvoet lijkt? De Limburger staat op z’n achterste poten! Hollands geschamper over onze zachte g? De Limburger staat op z’n achterste poten! Chriet Titualaer die met onvoldoende respect wordt herdacht? De Limburger staat op z’n achterste poten!
Deze week stond de Limburger op z’n achterste poten over de Taalunie. De schurken van de Taalunie hebben namelijk nagelaten het Limburgs als een streektaal aan te merken in een onderzoek naar de taalkeuzes van Nederlanders en Vlamingen. Wat dagblad De Limburger verleidde tot een vlammend hoofdredactioneel commentaar: 
‘Als je als Taalunie bij de taalkeuzes van ingezetenen wel alternatieven voor het Nederlands zoals Fries of Engels of Frans registreert maar de Limburgse streektaal niet, dan is dat een klap in het gezicht van de tienduizenden Limburgers binnen en buiten de provincie die thuis dialect spreken maar dat niet mogen invullen in de vragenlijst van de Taalunie.’
Op internet circuleerde meteen een petitie (klik hier), getiteld ‘Wij spreken Limburgs, ook al wil de Taalunie dat niet weten’. Uit de toelichting:
‘De nu publiek gemaakte ‘Staat van het Nederlands’-rapportage presenteert de Limburgse tweetaligheid als Nederlandse ééntaligheid en miskent het feit dat 70 procent van de inwoners in Limburg hun eigen taal gebruiken, bewust gebruiken, en als iets anders dan standaard-Nederlands ervaren. Dit is kwalijk, zowel politiek, maatschappelijk als wetenschappelijk.’
Ik woon en werk al mijn hele leven in Limburg. Ik spreek al mijn hele leven met veel plezier en vol overtuiging het Horster dialect, een onderdeel van de Limburgse streektaal. Voel ik me geschoffeerd door de Taalunie? Nee. Ervaar ik het onderzoek van de Taalunie als een klap in mijn gezicht? Nee. Vind ik de miskenning van het Limburgs door de Taalunie kwalijk? Nee. Heb ik het gevoel dat de Taalunie ons onze identiteit en streektaal afpakt? Nee. 
Ben ik trots op mijn Limburgerschap? Nee. Schaam ik me dan soms voor mijn Limburgerschap? Absoluut niet! Wat dan? Mijn Limburgerschap is voor mij gewoon een gegeven. De Taalunie heeft daar geen invloed op. Zelfs als ze het zou willen dan kan de Taalunie mij m’n identiteit, m’n dialect en m’n Limburgerschap niet afpakken. Het laat me koud of de Taalunie het Limburgs al dan niet bestempelt als streektaal. Als de Taalunie het Limburgs abracadabra vindt, zal me dat worst wezen. Dit in tegenstelling tot vele andere Limburgers. Alleen al tientallen prominenten hebben de internetpetitie ondertekend, van Ger Koopmans tot André Rieu, van Connie Palmen tot Liliane Ploumen en van Gé Reinders tot onze eigenste Jos Schatorjé. Typisch gevalletje d’n iënen haan deut d’n ándere kraeje
De op hun achterste poten staande Limburgers hoeven overigens niet te wanhopen: ennen boëm velt ni ván iëne slaag.

maandag 15 mei 2017

Klein mysterie 741 – Verval (2)

Als betrokken lid van de Vereniging tot Instandhouding van het Verval beleefde ik vorige week dinsdag een zwarte dag. De gemeenteraad van Horst aan de Maas ging die dag namelijk bij hamerslag akkoord met het bestemmingsplan ‘Bondserf ongenummerd’ te Meterik. ‘WTF!’, zou u kunnen denken. Dat mag. Maar misschien reageert u wat genuanceerder als ik u vertel dat dit besluit het einde inluidt van een van de fraaiste staaltjes van verval in Horst aan de Maas.
‘Bondserf ongenummerd’ is een perceel van ongeveer achthonderd vierkante meter in het centrum van Meterik. Hoofdbestanddeel van het perceel is een champignonkelder die jaren geleden buiten werking is gesteld. Daarna heeft geen mens meer omgekeken naar het perceel. Dit heeft geresulteerd in een paradijsje. In oktober 2013 nam ik er voor het eerst een kijkje (klik hier). Wat ik toen zag? 
‘Ik zag jarenlange verwaarlozing die hier een klein paradijs heeft geschapen. Ik zag planten, struiken en bomen die zonder menselijk ingrijpen gewoon hun gang zijn kunnen gaan. Ik zag de grip die de tand des tijds langzaam begint te krijgen op de opstallen van de voormalige champignonkwekerij. Ik zag een gedroomd decor voor buitendingen, een gedroomd decor voor jongeren die zich voor even willen onttrekken aan het ouderlijk gezag, een gedroomd decor voor belevingstheater. Ik zag kortom fantastisch verval. In de Romantiek zouden ze er een moord voor hebben begaan.’
En nu, terwijl het er alleen maar mooier op is geworden, moet dit paradijsje wijken voor een paar woningen. Tot onuitsprekelijke vreugde van de Spießbürger. In het bestemmingsplan (klik hier) heet het: ‘Bovendien is het perceel in de loop der jaren verrommeld en een doorn in het oog voor de omgeving. Het slopen van de aanwezige bebouwing en het verwijderen van het ongewenste groen is een aanzienlijke verbetering voor de omgeving.’ Ook de Dorpsraad Meterik kraait van plezier: ‘De dorpsraad is erg blij dat er nu eindelijk daadwerkelijke stappen worden gezet om te komen tot het opruimen van deze lelijke puist.’
Zucht. Ik kan alleen maar herhalen wat ik in oktober 2013 schreef: ‘Erken nou verdorie toch eens dat ook in verval schoonheid kan schuilen. Omarm het verval, koester het! Verval hoort nu eenmaal bij de Werdegang van dingen. Waarom zou je je daarvoor schamen? Waarom zou je het verbergen? Is zo’n perceel in staat van ontbinding niet veel spannender, uitdagender, prikkelender dan de zoveelste steriele tuin, fantasieloze woning of eenvormige parkeerhaven?’
Intussen zet de Vereniging tot Instandhouding van het Verval haar strijd voor behoud van het verval onverminderd voort. Kent u nog vervallen plekjes in Horst aan de Maas die worden bedreigd in hun voortbestaan? Meld het via horstsweethorst@gmail.com en ik zorg ervoor dat uw melding op de juiste plaats belandt. 

zondag 14 mei 2017

Klein mysterie 740 – Martin Bom

Voor de afwisseling weer eens een duikje in het verleden. Het altijd boeiende verleden. Om de een of andere reden heeft geschiedenis de naam stoffig en saai te zijn. Volkomen ten onrechte: geschiedenis is net zo stoffig en saai als je het zelf maakt. Geschiedenis prikkelt de verbeelding en als je er oog voor hebt ligt op elke hoek de emotie voor het oprapen. Oók het archief van de gemeente Horst aan de Maas bevat tal van documenten die het leven van soms honderden jaren geleden dichtbij brengen, welhaast tastbaar maken. Zoals het proces-verbaal, opgemaakt na het overlijden van Martin Bom, en diens overlijdensakte (klik op de afbeeldingen om ze te vergroten).*
Woensdag 12 juni 1833. Om zeven uur ’s avonds verschijnt boer Antoon de Bijl bij Leonard Neujean, assessor (een functie enigszins vergelijkbaar met de huidige wethouder) van de gemeente Horst en Sevenum. De Bijl verklaart dat hij die middag ‘in de Peel’ een van turf gemaakte hut heeft zien afbranden. Daarbij is een dodelijk slachtoffer gevallen: de omstreeks tien jaar oude Martin Bom, ‘welke in genoemde hut zich te slapen had nedergelegd’. 
Om zeven uur de volgende ochtend begeeft Neujean zich samen met de veldwachters Jan Hermans en Pieter Peeters naar de plek van de afgebrande hut. Neujean: ‘Aldaar gekomen zijnde, hebben wij hetzelve [kind] zoodanig verbrand gevonden, dat het ons noodzakelijk scheen om hetzelve dadelijk ter aarde te doen bestellen.’ Neujean spreekt vervolgens met de dagloners Jan Dings (31) en Jakob Buijssen (58) en boer Theodor Christiaens (31). Zij zijn alle drie getuige geweest van de brand, maar kunnen het ontstaan ervan niet verklaren. 
Nog diezelfde dag komen Pieter Weijs (63) en Jan de Bijl (21), allebei dagloner en allebei het schrijven niet machtig, bij Neujean aangifte doen van het overlijden van hun buurjongen. Uit de overlijdenakte blijkt dat Martin een dag eerder omstreeks drie uur moet zijn overleden, slechts 11 jaar oud. Wat Antoon de Bijl omschreef als een van turf gemaakte hut in de Peel heet in de overlijdensakte ‘het huis gelegen aan den Oostenrijk in deze gemeente’. 
Al te veel fantasie is niet benodigd om je dit drama voor ogen te kunnen toveren. Daarnaast is er ook het nodige om aan de verbeelding over te laten. Hoe is de brand ontstaan? Waarom legt een 11-jarige jongen zich om drie uur ’s middags te ruste? Waarom duiken de ouders van Martin, Pieter Bom (1778-1848) en Petronella van Kempen (1786-1844), niet in het verhaal op? Worden ze gekweld door zelfverwijten? Zijn ze de klap van het overlijden van hun tweede kind (dochter Maria Petronella was in 1818 negen dagen na haar geboorte overleden) nog te boven gekomen? 

* De genoemde documenten bevinden zich in de archieven van de gemeente Horst (1579-1939) in de inventarisnummers 5118 en 5887. 

zaterdag 13 mei 2017

Top 5 – Horster zadelhoesjes

Tot dusverre altijd onbesproken gebleven op Horst-sweet-Horst: zadelhoesjes. 
Moet er nu eindelijk maar eens van komen. Te meer omdat zadelhoesjes wel eens een verdwijnend cultuurfenomeen zouden kunnen zijn. Wanneer regent het heden ten dage immers nog? Loont zich amper de moeite voor die hoogst enkele keer een zadelhoesje aan te schaffen. Alhoewel ‘aanschaffen’: zadelhoesjes zijn een geliefd gratis verstrekt reclameobject. 
Of zijn de hoogtijdagen van de gratis zadelhoesjes ook alweer voorbij? Want de opmerkelijkste conclusie van wekenlang zadelhoesjesspotten op station Horst-Sevenum: het merendeel van de Horster zadelhoesjes is zelffabrikaat!
Zadelhoesjesspotten is overigens lang niet altijd een onverdeeld genoegen. Ik wil niet verhelen dat me bij tijd en wijle de tranen in de ogen sprongen bij het aanschouwen van de totale vormeloosheid van veel zelffabrikaten. 
Enig esthetisch gevoel is bij menig zadelhoeszelffabrikant ver te zoeken.
Nog zo’n wijdverbreid fenomeen: de snelbinder die het zadelhoesje op z’n plaats moet houden. Kan het triester?
Maar het aller-, allerirritantste van allemaal zijn de zadelhoesjes met door inferieure reclamebureaus bedachte guitige slogans waarin gespeeld wordt met het werkwoord zitten. 


Dit laat allemaal onverlet dat op Horster zadelhoesjesgebied ook heel veel moois valt te beleven. Lang verwacht, eindelijk gekomen: de Horst-sweet-Horst top 5 van Horster zadelhoesjes: 

5.
Hoogwaardig zelffabrikaat. Want probeer het maar eens: een plastic zak zó strak om je zadel bevestigen, zonder gebruikmaking van hulpmiddelen als elastiekjes of een snelbinder. Jammer van die uitstulping linksboven. Waar dan weer een weloverwogen kleurstelling tegenover staat. 

4.
Geen zelffabrikaat, geen reclame. Kortom een klassieke zadelhoes. Vandaag de dag een zeldzaamheid. 

3.
Voor het broodnodige kleuraccent in een grauwe massa. En daar bovenop bevestiging van de local pride.

2.
Kun je zo gehecht raken aan je zadelhoesje dat het je moeite kost er afstand van te doen? Lijkt er verdacht veel op. Talloos zijn de voorbeelden van zadelhoesjes die, gemeten naar objectieve maatstaven, al lang naar een andere wereld zouden moeten zijn geholpen, maar desondanks in ere worden gehouden. Fraaiste exponent van deze zadelhoesliefde is dit verkleurde, bekraste en van een aantal scheurtjes voorziene exemplaar. Heeft recht op een ereplek in het zadelhoesjesmuseum. 

1.
‘Sooo zeg, wat heb jij daar aan je zadel hangen?’
‘Een Christo!’

maandag 8 mei 2017

Intermezzo – Intensieve veehouderij

Morgen vergadert de gemeenteraad van Horst aan de Maas voor de verandering weer eens over de intensieve veehouderij. In Hallo Horst aan de Maas van deze week (klik hier) nam het CDA bij monde van raadslid Henk Weijs alvast een voorschot op de discussie:
‘Het CDA wil bij de kern blijven: wettelijke eisen en voorwaarden om volksgezondheid en milieu te beschermen. Daar moeten veehouders zich aan houden. Over de keuze van ondernemers voor grootschalige of kleinschalige bedrijvigheid, gaan wij als raad niet. Dat is aan de markt. We moeten ook de voordelen van grootschaligheid willen zien.’
De bijdrage van Henk Weijs is getiteld ‘Moeilijke discussie vraagt heldere kijk’. Een titel die de lading dekt. De kijk van het CDA is namelijk volstrekt helder: we leggen de rode loper uit voor de intensieve veehouderij en kijken verder lijdzaam toe. Wordt voldaan aan de wettelijke eisen en voorwaarden? Ja? Dan vort met de geit!
Behalve een heldere kijk is de kijk van het CDA ook een simplistische kijk. En een beperkte kijk. Namelijk een puur economische kijk, waaraan andere kijk-en ondergeschikt zijn. Zoals de ruimtelijke inrichtingskijk. En de landschappelijke kijk. En de esthetische kijk. En de cultuurhistorische kijk. En de dierenwelzijnskijk. En de ethische kijk.
Moeten we de voordelen van grootschaligheid willen zien? Akkoord. Maar wat had het CDA ervan gedacht om dan tegelijkertijd ook de nadelen in ogenschouw te nemen? En waarom zou je je willoos neerleggen bij de (vermeende) dictatuur van de markt? Als het zelfs Wakker Dier lukt de markt te beïnvloeden, dan moet dat voor het CDA toch helemaal een fluitje van een cent zijn?
Het CDA zegt niet te kunnen en willen tornen aan de grootte van bedrijven. Maar op de ligging van bedrijven kan het CDA, ook lokaal, wel degelijk invloed uitoefenen. Niets – geen wettelijke eisen en voorwaarden, geen markt – staat het CDA in de weg om eindelijk eens een halt toe te roepen aan de almaar voortwoekerende aantasting en dichtslibbing van het Horster landschap. En wanneer komt het CDA eindelijk eens tot het inzicht dat landschap iets fundamenteel anders is dan natuur en dat ook landschap bescherming behoeft?
Ach, zo zou ik nog wel even door kunnen gaan. Ik wens de andere partijen in de gemeenteraad morgenavond een bredere kijk toe op de intensieve veehouderij dan het CDA.

Klein mysterie 739 – Pinautomaten

De Rabobank sloot op 28 april tijdelijk de geldautomaten in America, Grubbenvorst en Sevenum. Aanleiding: het toenemend aantal plofkraken van geldautomaten en de daarmee gepaard gaande risico’s voor de veiligheid van direct aanwonenden. De gemeenteraadsfractie van de PvdA stond op haar achterste benen (klik hier):
‘De noodzaak om per direct, zonder een fatsoenlijk alternatief, circa 14.000 van onze inwoners kilometers te laten rijden om bij hun eigen geld te komen ontgaat ons volledig. Schadelijk voor de leefbaarheid, milieu en in de centrumdorpen Sevenum en Grubbenvorst ook voor de economie.’
De PvdA wil nu van het gemeentebestuur weten of de Rabobank de sluiting vooraf heeft besproken met de gemeente. En ook of het gemeentebestuur mét de PvdA vindt ‘dat sluiting van deze geldautomaten zonder een volwaardig alternatief volstrekt onacceptabel is’. Zo ja, dan vraagt de PvdA of het gemeentebestuur er bij de bank op gaat aandringen dat ‘op de kortst mogelijke termijn’ weer gepind kan worden in America, Grubbenvorst en Sevenum.
Ik ben geen Raboklant en koester ook geen bijzonder warme gevoelens voor de Rabobank. Toch keek ik vreemd op van de PvdA-verontwaardiging. En wel hierom:

1. Hoe komt de PvdA aan de wetenschap dat er geen noodzaak was de automaten per direct te sluiten?

2. De noodzaak voor 14 duizend inwoners van Horst aan de Maas om kilometers te rijden om bij hun geld te komen, ontgaat me volledig. Ze kunnen toch ook lopend, fietsend, skeelerend, nordic walkend, kruipend, hinkelend, hinkstapspringend of op een andere niet-milieubelastende manier aan hun geld komen?
3. Waarom zou de Rabobank de sluiting vooraf met de gemeente moeten hebben besproken? De Rabobank is toch geen staatsbank, maar een autonome private onderneming? De gemeente is hierin toch geen partij?

4. Waarom zou de gemeente de sluiting van de geldautomaten zonder volwaardig alternatief ‘volstrekt onacceptabel’ moeten vinden? Een bank is toch niet anders dan een buurtsuper, een bakker, een frietkraam of een café? Van de sluiting van zulke particuliere bedrijven kan de gemeente van alles vinden (doodzonde, ergerlijk, begrijpelijk), maar juist niet dat het onacceptabel is: leuk of niet, de gemeente heeft het te accepteren, ze heeft er geen donder over te zeggen.

5. Als de gemeente de Rabobank zou aanspreken op de tijdelijke sluiting, moet ze dan niet tegelijkertijd ook andere banken aanspreken op het feit dat die zich überhaupt niet vertonen in de meeste kernen van Horst aan de Maas? En Kruidvat op het feit dat het geen vestiging in Lottum heeft? En Albert Heijn op het feit dat het niet in Kronenberg zit?
6. Als de PvdA in dezen dan toch een rol voor de gemeente ziet weggelegd, waarom informeert ze dan niet of de gemeente voornemens is de pijn voor inwoners van de getroffen dorpen te verzachten (denk aan gratis pendeldiensten vanuit het rampgebied naar pinautomaten)? 

7. ‘Wij blijven ons inzetten voor de voorzieningen in onze dorpen!’, belooft de PvdA ten slotte op haar Facebookpagina. Mooie belofte. Maar ook een belofte om met een korreltje zout te nemen, in de wetenschap dat de PvdA bijvoorbeeld verklaard voorstander was van de sluiting van de bibliotheken in Grubbenvorst en Sevenum (bibliotheken: voorzieningen waar de gemeente juist wél van alles over te zeggen heeft en die misschien nog wel meer bepalend zijn voor de leefbaarheid dan pinautomaten).

zondag 7 mei 2017

Intermezzo – Kasteelboerderij (9)

‘Wordt dus vervolgd’, schreef Andries Brantsma op 28 december van het afgelopen jaar in een ingezonden bijdrage over de verkoop van de Kasteelboerderij (klik hier). Nu, enkele maanden later, heeft hij het hele verhaal op een rijtje. Hij heeft het verwoord in een totaaloverzicht dat de gemeenteraad in de loop van deze week krijgt aangeboden. Vooruitlopend daarop staat Andries Brantsma Horst-sweet-Horst te woord.
Waarop is het totaaloverzicht gebaseerd?
Op gegevens uit raadsinformatiebrieven, De Limburger en Hallo Horst aan de Maas, ambtelijke informatie en collegeadviezen, mailverkeer en enkele gesprekken met kennisdragers. Bovendien heb ik uitvoerig gesproken met Frank Kuijpers, die tot 2015 uitbater was van de Kasteelboerderij. Hij heeft me ook inzage gegeven in delen van het omvangrijke dossier dat hij over de Kasteelboerderij heeft samengesteld. In 2015 wilde hij, murw geslagen door het geweld van de gemeente en de koper, met niemand praten. Aan het eind van zijn Latijn heeft hij in die tijd alles getekend wat hem werd voorgelegd. Dit in de wetenschap dat hij toch failliet zou gaan.’
De gemeente verkocht de Kasteelboerderij in 2015 voor twee ton aan Eric Janssen. Dat leidde tot gefronste wenkbrauwen. Hoe valt die geringe verkoopsom te verklaren?
‘Niet! Frank Kuijpers heeft in 2008 een bod van vier ton gedaan aan de wethouder. De feiten wijzen uit dat de waarde van de Kasteelboerderij ook in 2015 nog altijd minimaal vier tot vijf ton bedroeg. De koopprijs bedroeg overigens geen twee ton, maar 135 duizend euro plus een erfpacht afkoopsom van 65 duizend euro. Die afkoopsom is nooit op de rekening van Frank gestort en, na zijn faillissement, ook niet op de rekening van de curator. Het is noodzakelijk dat hierover volledige helderheid komt.’
De gemeente voerde achterstallig onderhoud aan als een van de argumenten voor de lage verkoopprijs. Was dat dan een ongeldig argument?
‘Er was zeker sprake van achterstallig onderhoud, maar de omvang daarvan werd sterk overdreven en rechtvaardigt de lage verkoopprijs absoluut niet. De WOZ-waarde bedroeg 397 duizend euro. In dat bedrag was de staat van het pand verdisconteerd. En de wethouder had het over 167 duizend euro aan achterstallig onderhoud, terwijl kort daarvoor bijna overeenstemming was bereikt over een bedrag van ruim 35 duizend euro.’
Frank Kuijpers trof het verwijt dat hij te weinig ondernam. Ten onrechte?
‘Zoiets is altijd persoonlijk. Het klopt dat hij zich meer richtte op cultuur en maatschappelijke bijeenkomsten. Als je daar niet bij was, zag je dat niet of nauwelijks. Maar het was er wel. Bovendien heeft Frank wel degelijk allerlei plannen aangedragen, alleen waren dat geen plannen voor grote feesten voor iedereen, met enorme alcoholomzetten. Ondanks positieve ambtelijke rapporten over zijn ondernemerschap en plannen heeft de gemeente hem vanaf 2004 steeds laten bungelen en hem geen enkele zekerheid voor de langere termijn willen geven. Dat maakte het hem onmogelijk te investeren in de toekomst. Het contrast tussen de medewerking die Frank van de gemeente kreeg en de medewerking die Eric Janssen kreeg, is groot. Schrijnend om te lezen.’
Hoe valt die handelwijze van de gemeente verklaren?
‘Bij dit college, dat zoveel mogelijk geheim verklaart en ook via raadsinformatiebrieven vaak geen of halve antwoorden en waarheden geeft, weet je het nooit. Wat ik denk? De gemeente lijkt welbewust een beeld te hebben willen scheppen van een ondernemer die niets ondernam en een historisch pand liet verkrotten. Met het optrekken van dit rookgordijn en door sterk de nadruk te leggen op de grote kansen die de Kasteelboerderij bood, probeerde de gemeente de aandacht af te leiden van andere zaken.’
Zoals?
‘Zoals de lage verkoopprijs en de voorkeursbehandeling van één ondernemer. Maar ook dat ze niet pas in 2015 met Eric Janssen in gesprek raakte, zoals de wethouder meerdere keren heeft verklaard, maar al in 2011. De gemeente heeft ook nooit gepolst of er andere gegadigden waren en het bod van Frank gemakshalve maar vergeten. Vanaf het begin heeft ze aangestuurd op verkoop aan Eric Janssen. Het achterstallig onderhoud was een stok waarmee geslagen moest worden en die in 2012 plotseling opdook.’
Hoe nu verder?
‘Het  totaaloverzicht wordt deze week aangeboden aan de gemeenteraad. Er waren na 2015 veel te veel losse eindjes overgebleven, die echt uitgezocht moesten worden. Een deel is te vinden in dit overzicht, voor de rest is de raad aan zet.’
Wordt dus vervolgd?
‘Wordt vervolgd!’