Posts tonen met het label Anthony Wijnen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Anthony Wijnen. Alle posts tonen

maandag 7 september 2015

Intermezzo – Lei Martens (2) / Garage Martens

Verder over Lei Martens, Horster architect (1932-1978). In reactie op het stukje van vorige week (klik hier) vroeg J. me waarom ik de voetballoopbaan van Lei onvermeld had gelaten. Onvergeeflijk inderdaad. Lei was namelijk ook als voetballer bepaald niet de minste. Sterker: hij was eerste elftalspeler van Wittenhorst in de gouden jaren vijftig. Als middenvelder was hij van 1954 tot 1961 vaste kracht, hij kwam meer dan 150 keer in competitieverband uit in Wittenhorst 1.
Lei Martens (gehurkt uiterst links) op de foto met het kampioensteam van Wittenhorst dat in 1953 naar de tweede klasse promoveerde. Verder op de foto, staand van links naar rechts: Ger Boots, Jeu van Issum, Hay van Bergen, Paul Mol, Piet van den Heuvel, Frans Debruijn, Frank Boekesteijn, Piet Peeters en Lei Duijf. Midden van links naar rechts: Jan Houwen en Bèr Schatorjé. Gehurkt en zittend, van links naar rechts naast Lei Martens: Jozef Geurts, Piet Hesen, Mart van Issum en Teng Logtens. Klik op de afbeelding om haar te vergroten. Ze is afkomstig uit het archief van Wittenhorst.
Hoe verdienstelijk ook als voetballer, Lei Martens zal toch vooral blijven voortleven als ontwerper van gebouwen die vooruitstrevend te noemen zijn en getuigen van een moderniteit die in het naoorlogse Horst nog niet was vertoond. Zoals vorige week gezegd, wil ik een aantal van die gebouwen onder de aandacht brengen. Dat is mede mogelijk dankzij de bereidwilligheid van Martien Peters en zijn medewerkers van het gemeentelijk archief: zij diepten op mijn verzoek de bouwtekeningen en –vergunningen van een aantal door Lei Martens ontworpen panden op. Vooraf dient verder gezegd dat ik op architectonisch gebied niet meer dan een geïnteresseerde leek ben. Het gemis van Anthony Wijnen (klik hier) doet zich ook hier voelen.
Enfin, vandaag aandacht voor Garage Martens, gelegen op de hoek Doolgaardstraat-Van Douverenstraat, nu Autobedrijf Jos Willems geheten. Het ontwerp hiervan dateert uit de laatste fase van het scheppend leven van Lei Martens. De bouwvergunning werd verleend op 12 december 1966, dus het gebouw zal in 1967 of 1968 gereed zijn gekomen. Ik moet het nog in volle glorie hebben gekend, maar kan het me helaas niet meer helder voor de geest halen (foto’s uit de beginperiode zijn welkom!).
Anno 2015 heeft Garage Martens veel van haar glans verloren. De geparkeerde auto’s, de er aan de Venlosewegzijde tegenaan gekwakte woning en alle hekwerk benemen het zicht op de voorgevel van het pand.
Dichtgeplakte ramen doen de transparantie teniet. De als woongedeelte bedoelde bovenverdieping maakt een haveloze indruk. En het tientallen meters lange donkergrijze doek waarop in drie verschillende lettertypen de naam van het bedrijf is aangebracht, doet helemaal de deur dicht.
De bouwtekeningen vergelijkend met de werkelijkheid van nu, blijkt aan het pand zelf weinig veranderd. Maar van het ritme, de strenge symmetrie en de transparantie die uit de tekeningen spreken, valt nauwelijks nog iets te herkennen. Er is teveel dat afleidt – het gebouw heeft zijn dominantie, zijn overwicht op de omgeving verloren. Verworden van eyecatcher tot grijze muis. Alleen de gevel aan de Doolgaardstraatzijde heeft min of meer zijn waardigheid behouden.
Over het ontwerp heeft Lei Martens overigens flink in de clinch gelegen met de Welstandscommissie. Pas zijn vierde plan vond genade in de ogen van de commissie. Over het eerste ontwerp, ingediend op 9 september 1964 rapporteerde de commissie: ‘Afgezien van het feit dat de overgelegde tekeningen te summier zijn om een volledige beoordeling mogelijk te maken, kan nu toch reeds worden gesteld dat een dergelijke vorm in de gegeven situatie moeilijk aanvaard zal kunnen worden.’ De kladversie van die rapportage was nog dodelijker: ‘moeilijk aanvaard zal kunnen worden’ heette daarin ‘niet aanvaardbaar is’. Wat Horst door het ingrijpen van de Welstandscommissie door de neus is geboord? Durf ik niet met zekerheid te zeggen. Ik heb wel een vermoeden. In het betreffende dossier bevindt zich deze helaas ongedateerde tekening:
Moet welhaast de vorm zijn die ‘in de gegeven situatie moeilijk aanvaard zal kunnen worden’. Die Welstandscommissie toch.

Overigens ben ik van mening dat het altijd zo proactieve gemeentebestuur van Horst aan de Maas zich als de wiedeweerga en met inzet van al zijn vermogens moet inspannen om te stimuleren dat mensen die vaak worden aangeduid als ‘asielzoekers’, ‘gelukszoekers’, ‘migranten’ of ‘vluchtelingen’, in deze fraaie gemeente worden gehuisvest (en de lokale bevolking en politieke partijen van links tot rechts moet overtuigen van nut en noodzaak hiervan, mocht dit tegen de verwachting in nog nodig zijn).

zondag 12 juli 2015

Intermezzo – Anthony Wijnen (1)

Woensdagavond stonden we nog in de Hegelsomse hitte langs de lijn bij Wittenhorst-KRC Genk. Neefje Tom en ik. En hij. Grapjes makend met Tom (nog flauwer dan die van mij, aldus Tom, maar z’n gezicht sprak andere taal), ‘hands’ tegen de scheidsrechter roepend (terwijl het geen hands was), het grote interview met David Van Reybrouck en Alexander Pechtold in de NRC over G1000 en andere burgerinitiatieven nabeschouwend (moesten we in een ander verband maar eens op doorgaan). En ondertussen strooiend met woordspelingen die Tom meteen en ik pas vele minuten later begreep. Precies de Anthony Wijnen zoals ik ’m het afgelopen half jaar had leren kennen. Drie dagen later overleed-ie. Anthony!
Als bijna leeftijdgenoten moeten we vroeger achter de LTS nog wel eens samen hebben gevoetbald. Maar tot een jaar geleden was Anthony vooral iemand die ik kende zonder ’m te kennen. Een groet, misschien een keer een vluchtig gesprekje tijdens een wedstrijd van Wittenhorst of VVV – en dat was het dan. Dat veranderde in november vorig jaar. Bij een thuiswedstrijd van Wittenhorst raakten we aan de praat. Aanleiding zal vermoedelijk een Horst-sweet-Horst-stukje zijn geweest. Daarna ging het over z’n opleiding (stedenbouwkunde en planologie), z’n werk (adviseur planologie en stedenbouwkunde bij de gemeente Uden) en z’n betrokkenheid bij G1000 in Uden (waarover hij maar niet uitgepraat raakte). Ik vroeg ’m of hij een keer met mij een wandeling door het Horster centrum wilde maken, waarvan ik dan verslag zou doen op Horst-sweet-Horst. Een uitnodiging waar hij maar al te graag op inging, zoals ook bleek uit een e-mail die hij me nog geen uur na de wedstrijd stuurde en waarin hij en passant iets over zijn drijfveren uit de doeken deed: 
‘Lijkt me leuk om een wandeling te maken door Horst of ergens in de gemeente Horst. Misschien voor mij ook een stapje om me eens wat meer met Horst bezig te houden. Achterhalen en begrijpen waarom dingen gebeuren of zijn gebeurd is altijd leuk. Tegelijkertijd blijft het ook goed om jezelf te kunnen blijven verwonderen over het waarom van dingen. (…) En mocht je eens willen brainstormen over een ludieke actie, ben ik altijd voor in. Ook binnen de gemeente Uden bedenken we wel eens iets …’
Op een zaterdag in december maakten we onze wandeling. Een openbaring voor de nitwit die ik op stedenbouwkundig en planologisch gebied ben. Hij liet me naar Horst kijken zoals ik er nooit eerder naar had gekeken. Het resulteerde in drie stukjes (klik hier, hier en hier) waarin ik nog geen kwart kwijt kon van wat ik erin kwijt wilde. Daarna bleven we intensief contact houden tot de dag voor zijn overlijden. We wisselden tips over boeken en websites uit en maakten (niet tot uitvoering gebrachte) plannen voor tentoonstellingsbezoeken. In Venray ergerden we ons aan het angsthazenvoetbal van Wittenhorst in de derby tegen de aartsrivaal. Samen met twee andere gelijkgestemden richtten we Bureau Grappa op (klik hier), dat voor wat meer reuring in Horst aan de Maas moest gaan zorgen. Op zijn initiatief wandelden we nogmaals door het Horster centrum, nu in het gezelschap van de gemeentelijke stedenbouwkundige supervisor (klik hier).
En we zouden het Horster rijtjeshuis en zijn ontwikkeling in de loop der jaren in kaart gaan brengen. Ter voorbereiding daarop reden en wandelden we een hele middag lang door de periferie van Horst. Wéér zo’n openbaring. Wéér liet hij me naar Horst kijken zoals ik er nooit eerder naar had gekeken. Die top 5 van vorige week (klik hier) was een selectie uit wat we die middag allemaal tegenkwamen en was – voor wie dat niet mocht hebben begrepen – een ode aan Anthony. De boeiboorden in de Wervelstraat, de brandgang achter de Canadese woningen aan de Meterikseweg, het fascinerende ensemble op de crèmekleurige gevel aan de Noordsingel, de deuren van de woningwetwoningen aan de Noordsingel, de luifels boven de voordeuren in de Nieuwstraat: nooit zal ik ze meer kunnen passeren zonder de gedachte aan Anthony. Op termijn misschien een zegen – op het moment overheerst nog de pijn.
Het laatste woord is aan hemzelf. Uit een e-mail van 11 januari, waaraan hij verontschuldigend ‘Oei, alweer een heel epistel’ (hoe typerend!), toevoegde:
‘Ik probeer kritisch naar zaken te kijken of me te verwonderen en te begrijpen. Zo hoop ik steeds weer dingen bij te leren en mensen en hun verhalen serieus te nemen. Als voetballer speelde ik vaak tegen mezelf en wilde te goed doen. Als stedenbouwkundige heb ik aan dat soort onzekerheid moeten werken en in mijn huidige functie als planoloog ook. Ik ga er altijd van uit dat ik de waarheid niet in pacht heb maar in een politieke organisatie is het richting een wethouder soms van belang wel die zekerheid te bieden. Ik ben niet zo vaak onzeker over de inhoud of hoe ik iets stedenbouwkundig zie, maar ben niet meteen het type vuist op tafel. Een wethouder kijkt altijd naar de inhoud maar in bepaalde situaties gaat het in het spel meer nog over wat je meebrengt als persoon. Een bepaalde zekerheid. Ik ben meer een zoekende, bevragende stedenbouwkundige die gaat voor de uitdaging of het verhaal met passie. In de politiek gaat het natuurlijk vaak over de vraag hoe de verhoudingen liggen. Daarnaast spelen er in een gemeentelijke organisatie altijd belangen. Daarom sta ik ook erg achter een andere rol van de overheid en gemeente waarbij we meer naar buiten kijken, de dialoog echt aangaan en minder intern met onszelf bezig zijn.’ 

Intermezzo – Anthony Wijnen (2) / Bureau Grappa

Je bent jong en je wilt wat.
Je nadert de vijftig of je bent de vijftig al gepasseerd en je wilt nog steeds wat.
Wat doe je dan? Je richt een Bureau op. Bureau Grappa.

Zo ging het dit voorjaar. Op 5 juli overleed Anthony Wijnen, initiator, gangmaker en aanjager van Bureau Grappa. Op zijn afscheidsbijeenkomst, afgelopen donderdag, keek Bureau Grappa terug op het afgelopen half jaar. Bureau Grappa heeft geen eigen website. Toch willen we onze achting voor Anthony aan een groter publiek kenbaar maken. Daarom wordt de tekst, donderdag uitgesproken door Chiarangela van Lieshout, hier gereproduceerd:
Min of meer toevallig troffen we elkaar begin dit jaar: Erik van Maarschalkerwaard, Wim Moorman, Chiarangela van Lieshout en Anthony. De overeenkomsten in hoe we tegen de wereld om ons heen aankeken, bleken groot. Ook deelden we een gemeenschappelijke belangstelling voor al dan niet zichtbare details in onze samenleving. Al brainstormend gingen we op weg om de inwoners van Horst aan de Maas te prikkelen, verbinden en extra verdieping te geven. Met Anthony als initiator, gangmaker en aanjager. Met altijd die jongensachtige twinkeling in z’n ogen tijdens onze bijeenkomsten vol humor, discussie en gefilosofeer over een mooiere en beter functionerende samenleving.

Op initiatief van Anthony – uiteráárd op initiatief van Anthony – trokken we op een donderdagavond in april de stoute schoenen aan en eigenden ons een vergaderplek in cultureel centrum ’t Gasthoês toe. Zo werden we op middelbare leeftijd toch nog krakers. Zij het enigszins onzekere krakers, hopend om niet betrapt te worden – ook bravoure kent zijn grenzen. 

In dat Gasthoês begonnen we te smeden aan een groot plan. En ineens was er ook een naam: Bureau Grappa. Bureau Grappa zou de wereld gaan veroveren. Of dan toch op z’n minst Horst aan de Maas. Vier dagen later was er al een Manifest Bureau Grappa. Geschreven door Anthony – uiteráárd geschreven door Anthony.

Bureau Grappa was nog niet voldragen. Allesomvattend maar nog vluchtig en ongrijpbaar. Morgenmiddag – mor-gen-mid-dag! – zouden we weer bij elkaar komen. Waar? ‘Bij de Kasteelboerderij?’, opperden wij drieën gekscherend. Per kerende post reageerde Anthony: natuurlijk bij de Kasteelboerderij! Hij zou z’n campinggasstelletje, een tafeltje en twee stoelen meenemen en ter plaatse voor ons pannenkoeken bakken. (Volgers van de Horster actualiteit zal de diepere lading van dit aanbod niet ontgaan.) We moesten onze wensen maar doorgeven: naturel, jam, poedersuiker, spek of (Horster) kersen. Zeg het maar. En, oh, ja, of wij misschien nog een paar campingstoeltjes mee wilden nemen. ‘PS dit is geen grap’, schreef hij er voor de zekerheid nog bij. En ondertussen zouden wij, wíj van Bureau Grappa, plannen maken om de wereld te veroveren. Of dan toch ten minste Horst aan de Maas. Want we hadden zoveel ideeën, plannen en dromen ...

Wie gaat nu de Horster civieltechnische kunstwerken fotograferen en er een ode aan brengen? Wie gaat nu ’s nachts de Bureau Grappa-mailtjes beantwoorden? Wie gaat nu de pannenkoeken bakken? 

Mensen prikkelen, mensen aanzetten tot nadenken: dáárom was het Anthony te doen. Door vragen te stellen, door net even buiten de gebaande paden te treden, door de dingen ludiek op hun kop te zetten. Of zoals hij het zelf zei in een van de vele e-mails die we uitwisselden: ‘Ik houd er van om soms even zand in de machine te strooien waardoor het vanzelfsprekende ineens niet meer zo vanzelfsprekend lijkt.’

Iedereen hier aanwezig kent het: het vuur van de jeugd. Maar bij de meesten is dat vóór ’t dertigste levensjaar weer verdwenen. Bij Anthony was het vuur nog niet gedoofd. Of misschien was het pas net weer ontbrand. We weten het niet, we kenden Anthony immers pas een half jaar. Een half jaar dat een onuitwisbare indruk op ons heeft achtergelaten en waarin hij ons heeft geïnspireerd met zijn grote gedrevenheid, ontwapenende humor en aanstekelijk enthousiasme.

Anthony, een man en vader om trots op te zijn. 

Intermezzo – Anthony Wijnen (3) / Appartementencomplex Westsingel

Op zaterdag 13 december van het afgelopen jaar wandelde ik met stedenbouwkundige en planoloog Anthony Wijnen door het centrum van Horst (klik hier). Een van de dingen die me daarvan is bijgebleven, is het onderscheid dat hij maakte tussen gebouwen en complexen. Aan dat verschil – enigszins gechargeerd: een verschil tussen goed en slecht – wijdde ik op 12 januari van dit jaar twee afzonderlijke stukjes (klik hier en hier). Die waren vooral gebaseerd op een intensieve e-mailwisseling. Met een vaste rolverdeling: Anthony de bevlogen, enthousiaste onderwijzer die desnoods op z’n hurken ging zitten om mij, de geïnteresseerde, vragenstellende leerling, uit te leggen hoe het nu precies allemaal zat.    
In een van die e-mails refereerde Anthony aan het naar schatting vijf à tien jaar geleden gebouwde appartementencomplex op de hoek Westsingel-Waterstraat in Horst. Inderdaad een complex, in de visie van Anthony. Ter illustratie van het niveauverschil tussen mij en hem is het misschien aardig hier eerst mijn gedachten over het complex weer te geven en daarna de visie van Anthony.
Tekenend is misschien dat ik waarschijnlijk nooit een woord aan het complex had gewijd als Anthony er niet over was begonnen. Het was me eerder ook nooit opgevallen: ik wist dat het er stond, maar daar was ook alles mee gezegd. Mijn lekenoordeel, nadat ik het wat beter in me had opgenomen: een lelijk complex, even non-descript, saai en fantasieloos als zoveel andere appartementencomplexen in Horst aan de Maas. Waarom die stijlverschillen die de gevel aan de Westsingel tot een allegaartje maken? En waarom die Franse balkons, waarvan je van tevoren al kunt voorspellen dat de bewoners ze niet gaan gebruiken zoals de architect zou wensen dat ze ze gaan gebruiken?
U merkt: ik ben de mooi-lelijk-fase nog nauwelijks ontstegen, vel een niet beargumenteerd, op emoties gestoeld oordeel en kom in feite niet verder dan het stellen van enkele vragen.
Nee, dan Anthony! In een e-mail van 4 januari: 
‘Een voorbeeld waar ik vandaag langs reed was het complex op de hoek van de Waterstraat en de Westsingel. Het markeert de hoek van een straat met een toren maar die is omgelegd en op dit punt afgesloten met paaltjes. Het gebouw wil in zijn stijl iets herkenbaars huiselijks uitstralen, rode baksteen en puntdak. Aan de zijde van de Westsingel vormt het gebouw dan weer een wand. Dit sluit dan weer totaal niet aan bij de opzet van het open groen met de flats aan de Zwaluwstraat. Ook qua hoogte wil het niet vlotten. Het wil wel de plek of de straat met een toren en een wand markeren, maar mag ook niet te hoog zijn. De logica is niet echt aanwezig en de structuur en opzet leunt op niet twee maar drie benen. En zit de ingang wel op een logische plaats? Voor mij een wezensvreemd gebouw als je kijkt naar de omgeving.’
Het enige dat je er misschien op kunt aanmerken is dat hij drie keer ‘gebouw’ zegt waar hij waarschijnlijk ‘complex’ bedoelde. Maar verder: vakkundig en beargumenteerd afgeserveerd. 

Intermezzo – Anthony Wijnen (4) / Het TOP-incident

Overlijdt iemand die je dierbaar was dan bestaat al snel de neiging hem of haar heilig te verklaren. Ik moet bekennen dat ik daar in het geval van Anthony Wijnen ook wel enigszins last van heb. Maar niemand zonder zonden, zelfs Anthony niet. Op zijn begrafenisplechtigheid werd er door verschillende sprekers aan gerefereerd en Gé Peeters had me er enkele dagen eerder ook al aan herinnerd: het TOP-incident. Op 28 december 1985 verscheen dit stukje in het Dagblad voor Noord-Limburg. Lees en lach mee (klik erop om het te vergroten):
Voornoemde Gé Peeters rakelde dit incident 25 jaar na dato op in Tavebrello, zijn uiterst lezenswaardige maandelijkse nieuwsbrief over z’n illustere voetballoopbaan (en nog veel meer). Dit verleidde Anthony tot de volgende reactie, die Gé publiceerde in Tavebrello van januari 2011 en die ik hier met zijn toestemming reproduceer:
‘Ik speelde dacht ik op dat moment voor het eerste jaar in de A1, maar heb in die periode enkele keren meegedaan met het vierde elftal. Ik speelde in die wedstrijd op het middenveld en op een gegeven moment kwam er een nieuwe speler. Dit was een oudere ervaren speler en hij werd mijn directe tegenstander. Op een gegeven ogenblik had hij de bal en liep diagonaal over het veld. Ik maakte een vrij forse sliding op de bal en kreeg een vrije trap tegen. Mijn (oudere) tegenspeler begon tegen mij te kankeren dat ik nog maar net kwam kijken bij de senioren en dat hij mij wel eens even zou aanpakken. Hij maakte zich daarbij breed en ging vlak voor me staan. Ik wilde laten zien dat ik niet bang voor hem was en maakte mezelf ook even extra breed en groot. Daarbij bracht ik mijn hoofd omhoog. Ik raakte mijn tegenspeler niet. Daarop stuurde de scheidsrechter mij uit het veld. Ik vond dat erg onterecht en liep vol ongeloof en woedend in de richting van de kleedlokalen achter een van de doelen. Op dat moment werd inderdaad onze keeper uitgespeeld en dreigde er een doelpunt te komen. In mijn boosheid besloot ik de bal ver weg te trappen en daarna rende ik snel naar het kleedlokaal. De scheidrechter wist inderdaad niet wat te doen want hij had volgens de regels een scheidsrechtersbal moeten geven maar hij gaf een penalty. Mijn tegenspeler gaf na de wedstrijd in de kantine toe dat ik hem helemaal niet geraakt had en er eigenlijk niets aan de hand was. Ik heb op deze wijze later een formulier ingevuld wat nodig is als je het veld uitgestuurd werd en de straf bepaald moest worden. Mijn tegenspeler heeft dit ook zo ingevuld en ik heb geen boete of schorsing gekregen. Gelukkig kon ik daardoor meedoen in onze kampioenswedstrijd met de A1. We zijn toen 2 jaar op rij kampioen geworden met de A1.’
Die twee kampioenschappen met A1 vormden tevens het hoogtepunt van Anthony’s voetballoopbaan. Nog enkele seizoenen speelde hij als ‘robuuste verdediger, bij voorkeur voorstopper’ (dixit Gé) in het derde seniorenelftal en daarna was het welletjes. Later werd hij een trouw bezoeker van de thuis- en vaak ook uitwedstrijden van het standaardteam van Wittenhorst en ook bij VVV kwam ik hem geregeld tegen.
Resteert de vraag waar het TOP-incident zich afspeelde. ‘In Tienray’, aldus het Dagblad voor Noord-Limburg. Ik ken echter ook mensen die bij hoog en bij laag beweren dat sportpark Ter Horst de plaats van handeling was. Anthony doet er geen uitspraak over, maar schrijft wel: ‘Ik (…) liep vol ongeloof en woedend in de richting van de kleedlokalen achter een van de doelen.’ In Tienray lagen de kleedlokalen niet achter de goal en in Horst wel … Is er misschien een medespeler die uitsluitsel kan geven? (Zo niet dan duik ik het Wittenhorstarchief in.) 

maandag 6 juli 2015

Top 5 – Horster situaties waarvan ik weet dat iemand die ik (een beetje) kende en hoog achtte en die er niet meer is enorm kon genieten

De Horst-sweet-Horst top 5 van Horster situaties waarvan ik weet dat iemand die ik (een beetje) kende en hoog achtte en die er niet meer is enorm kon genieten. Woorden en verklaringen zouden het slechts verpesten, daarom louter foto’s:

5.

4.

3.

2.

1.

maandag 18 mei 2015

Intermezzo – Wandeling door Horst-centrum met de stedenbouwkundig supervisor

In december vorig jaar maakte ik met stedenbouwkundige en planoloog Anthony Wijnen een wandeling door het centrum van Horst (klik hier). Enkele weken geleden deden we diezelfde wandeling nog eens dunnetjes over, nu in gezelschap van Hans van den Tillaart. Hans is architect (bij Leenders Architecten uit Veghel), lid van de gemeentelijke commissie Ruimtelijke Kwaliteit en sinds enkele jaren als supervisor de bewaker van de stedenbouwkundige ontwikkeling van het Horster centrum. Hans bleek een bevlogen man, uitstekend op de hoogte ook van het reilen en zeilen in Horst, hoewel hij hier slechts enkele dagdelen per maand actief is.
Mijn ervaring met zulke wandelingen is dat ze tot meer wederzijds begrip leiden – deze wandeling vormde daar geen uitzondering op. Neem nu De Smidse. Ontworpen door Hans, nog voordat hij supervisor van het Horster centrum werd. Eén bouwlaag te hoog, aldus Anthony. Kan wel zijn, reageerde Hans, maar je hebt te maken met allerlei belangen die meespelen, niet in de laatste plaats die van projectontwikkelaars. Hadden die hun zin gekregen, dan was er misschien nog wel een bouwlaag bovenop gekomen. Zit wat in.
Architect zijn betekent niet alleen compromissen sluiten en concessies doen maar ook afwegen van belangen. ‘De prachtige zijgevel van het voormalige postkantoor is letterlijk in de schaduw komen te liggen van De Smidse – had De Smidse toch vijf meter terug gelegd’, zo wierp ik Hans voor de voeten.
Tja, die zijgevel is inderdaad monumentaal, aldus Hans, maar er is wel een echt plein ontstaan door de voorgevel van De Smidse in één lijn te laten lopen met de rest van de bebouwing aan die zijde van de Veemarkt. Dat was er niet gekomen als De Smidse vijf meter naar binnen was gelegd. Ook daarvoor valt – zij het knarsetandend – iets te zeggen.
Onze wandeling bracht ons ook bij ’t Gasthoês. Met aanstekelijk enthousiasme verhaalde Hans over z’n liefde voor het gebouw, de verbouwplannen en de mogelijkheden die het te vormen Gasthoêsplein gaat bieden. Toch had ik mezelf verloochend als ik niet zou hebben gerefereerd aan een vraag die ik in dit verband al eerder heb gesteld: is het wel wenselijk dat Hans als lid van de commissie Ruimtelijke Kwaliteit en supervisor van de ontwikkeling van Horst-centrum tevens architect van het nieuwe Gasthoês wordt? De slager die z’n eigen vlees keurt? Hans gaf me gelukkig geen schop onder de kont. Hij kon zelfs begrip opbrengen voor mijn vraag. Maar: er is nog helemaal geen architect, de opdrachtverstrekking moet nog plaatsvinden! Hans is vooralsnog niet meer dan wat hij ‘procesbegeleider’ noemt, al verheelt hij niet dat hij graag met ’t Gasthoês aan de slag zou gaan. En zelfs in dit prille stadium mag hij, als het om ’t Gasthoês gaat, niet eens aanwezig zijn bij vergaderingen van de commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Zijn plaats wordt dan ingenomen door een andere deskundige. Het blijft in mijn ogen wat gekunsteld, maar oké: Berlage was aan het begin van de vorige eeuw in Den Haag eveneens zowel als stadsbouwmeester als als architect actief en dat heeft ontegenzeggelijk tot mooie resultaten geleid.
En verder ging het. Langs Belweder, het Sint-Lambertusplein, De Librije. En Hans maar vertellen. Waarschijnlijk kom ik er nog wel eens op terug. Maar tijdens het schrijven van dit stukje bedacht ik me ook: misschien moest er maar eens een door Horst-sweet-Horst georganiseerde en door Hans geleide openbare wandeling door het centrum van Horst komen. Ik zal eens informeren of hij daar misschien voor in is. 

maandag 12 januari 2015

Intermezzo – Complexen en gebouwen (1)

Eén van de dingen die ik heb opgestoken van de dorpswandeling die ik onlangs maakte met stedenbouwkundige Anthony Wijnen (klik hier), is dat er een onderscheid bestaat tussen gebouwen en complexen. Kort door de bocht geformuleerd zegt Anthony: een gebouw is een eenheid met een eigen identiteit. Het heeft een min of meer logische, herkenbare structuur, te vergelijken met een tekst die ook een bepaalde opbouw heeft. Een complex ontbeert dit vaak: het is een samengesteld geheel, ingewikkeld, onontwarbaar. Dit maakt het lastig er een betekenis aan te geven of er een eenheid met een eigen identiteit in te herkennen.
Klinkt misschien wat abstract en theoretisch, maar enkele Horster voorbeelden maken meteen duidelijk wat Anthony bedoelt. Zonder dat we het er expliciet over hebben gehad, denk ik dat Anthony het voormalige Sint-Antoniusziekenhuis (en latere Elzenhorst) ondanks z’n omvang een gebouw en geen complex zou noemen: een eenheid met een herkenbare structuur, met kop en staart. Het had niets te verbergen, het was wat het was.
Hoe anders is dan De Smidse. Typisch voorbeeld van een complex, aldus Anthony. Hij illustreert dit aan de hand van het verschil tussen voor- en achterzijde. Aan de zijde van het Wilhelminaplein lijken het door de pandsgewijze indeling afzonderlijke gebouwen. Dat draagt zeker bij aan de sfeer op het plein, maar tegelijkertijd is het ook slechts een decor. De grote bouwmassa wordt als het ware verzacht door de gevelindeling aan de pleinzijde.
Aan de zijde van de achterliggende parkeerplaats, waar de entree van de woningen ligt, onthult De Smidse volgens Anthony zijn ware aard. Daar wordt de bouwmassa bepaald niet gemaskeerd. Daar zie je ook dat De Smidse één groot bouwblok is, dat bovendien een schaalniveau groter is dan zijn omgeving. Dit alles maakt het tot een lastig te duiden geheel, waaraan moeilijk een identiteit valt af te lezen.
De Librije daarentegen heeft wel een eigen identiteit, vindt Anthony: ‘Een stoer gebouw dat veel eenduidiger en herkenbaarder is.’ Wat niet wegneemt dat hij ook bij De Librije wel enkele vragen heeft. Zo mist hij een duidelijke voor- en achterkant. Of probeer de ingang eens te vinden. Verder begrijpt hij de tuin op het noorden niet helemaal. En ook voor De Librije geldt dat Anthony het qua schaal niet echt vindt passen in zijn omgeving.
Misschien allemaal geen wereldschokkende bevindingen, maar ik herhaal: toch goed dat iemand je eens met de neus op de feiten drukt, toch goed dat iemand je eens met andere ogen laat kijken naar de omgeving waarin je dagelijks verkeert.

Toen dit stukje klaar was, stuurde ik het naar Anthony met de vraag of hij er zich mee kon verenigen. Ik kreeg een heel epistel terug. Dat sloot hij af met de opmerking ‘Wim, ik weid nogal uit, maar hoop dat je hier één of twee zinnen uit kan halen, ha ha’. Maar ik zou het zonde vinden er één of twee zinnen uit te halen. De reactie van Anthony biedt namelijk een prachtig inkijkje in de denkwereld van een stedenbouwkundige, ook nog gelardeerd met Horster voorbeelden. Zie dit stukje daarom als mijn interpretatie van wat Anthony over complexen en gebouwen te zeggen heeft. In Intermezzo – Complexen en gebouwen (2) (klik hier) nuanceert en verdiept Anthony dit stukje vervolgens in eigen woorden. 

Intermezzo – Complexen en gebouwen (2)

Toen het stukje over complexen en gebouwen (klik hier) klaar was, stuurde ik het naar Anthony Wijnen met de vraag of hij er zich mee kon verenigen. Ik kreeg een heel epistel terug. Dat sloot hij af met de opmerking ‘Wim, ik weid nogal uit, maar hoop dat je hier één of twee zinnen uit kan halen, ha ha’. Maar ik zou het zonde vinden er één of twee zinnen uit te halen. De reactie van Anthony biedt namelijk een prachtig inkijkje in de denkwereld van een stedenbouwkundige, ook nog gelardeerd met Horster voorbeelden. Intermezzo – Complexen en gebouwen (1) (klik hier) moet daarom worden gezien als mijn interpretatie van wat Anthony over complexen en gebouwen te zeggen heeft. In dit stukje nuanceert en verdiept Anthony dat eerste stukje in eigen woorden.   

‘Een stedenbouwkundige kijkt in de regel naar de samenhang der dingen. Tussen de ene plek en de andere, tussen gebouwen en openbare ruimte, tussen gebouwen onderling. Je snapt wel dat de beoordeling van deze samenhang deels subjectief is omdat het gaat om een gevoel: een gevoel voor schaal en verhoudingen.’
‘Het gaat niet zozeer over mooi of lelijk als wel over communicatie. Een gebouw draagt iets bij aan een omgeving. Het is als het ware in communicatie met zijn omgeving en ontleent of geeft er betekenis aan. De voorkant van De Smidse draagt dus bij aan de sfeer op het Wilheminaplein maar tegelijkertijd domineert het het plein en het voormalige postkantoor.’
‘Een gebouw is óók in communicatie met wie het bewoont, gebruikt of bekijkt. Een gebouw is er namelijk niet voor zichzelf maar voor de bewoners, gebruikers en bekijkers. Naar mijn idee draagt een gebouw bij aan de betekenis van een locatie als het “gelezen” kan worden en zich laat (her)kennen. Dat kan in één oogopslag of juist in een aantal stappen. Sommige gebouwen moet je eerst begrijpen om ze te kunnen waarderen, net als schilderijen.’
‘Ik vind het belangrijk dat mensen de aard, opzet of betekenis van een gebouw kunnen aflezen, het kunnen herkennen. Dit wordt vergemakkelijkt bij een archetype van een gebouw, bijvoorbeeld een huis, een kasteel, een schuur of een boerderij. Als een gebouw herkenbaar is kan het ook betekenis krijgen of betekenis geven aan een locatie en waarde krijgen, niet alleen voor bewoners en gebruikers, maar ook voor de inwoners en bezoekers van een plaats.’
‘In mijn visie heeft een gebouw dus een communicatieve functie. Het communiceert met zijn omgeving. Dit leidt tot herkenning, erkenning (denk aan pand Mooren), waarde en waardering. Ik vind het als stedenbouwkundige belangrijk dat mensen er een band mee kunnen opbouwen. Wat passend is, is vaak afhankelijk van de locatie. Op de ene plaats past een stoer gebouw, op de andere een gebouw dat refereert aan de historische betekenis van een plek (denk aan de kasteeltorens van het Parkhotel) en weer ergens anders is misschien juist eerder een bescheiden gebouw op z’n plaats dat zich voegt in zijn omgeving.’ 
‘Het verschil tussen een gebouw en een complex is dat een gebouw afleesbaar, herkenbaar is in zijn onderdelen. Het laat zien wat het is of het nodigt uit het te ontdekken en te waarderen. Een complex heeft dat niet, het is noch het een noch het ander, vlees noch vis. Er zit vaak geen energie in. De onderdelen kloppen niet met elkaar. Het wil bijvoorbeeld een statig pand zijn, maar daarvoor is het dan eigenlijk weer te groot. Dan wordt het dus een lookalike (denk aan De Smidse: wel sfeer, geen schaal). Of er zit geen deur in enz. In dat geval communiceert het complex niet met zijn omgeving en is de kans op waardering ook kleiner.’ 
‘Ik denk overigens wel dat de meeste mensen De Smidse mooi vinden. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt doet mooi of lelijk niet ter zake. Maar natuurlijk is het prima als inwoners en gebruikers er tevreden over zijn. Een gebouw of een aangelegde openbare ruimte is wat mij betreft ook van de bewoners en gebruikers en inwoners. Als ontwerper moet je het dan loslaten en eventuele problemen die in het gebruik nog kunnen ontstaan oplossen.’

maandag 22 december 2014

Top 5 – Met Anthony Wijnen bekeken en besproken stedenbouwkundige situaties in Horst-centrum

Mijn recente tochtje met verkeerskundige Jeroen Smedts langs een aantal Horster verkeerssituaties (klik hier) beviel me zo goed en leidde tot zoveel nieuwe inzichten, dat ik vorig weekend op herhaling ben gegaan. Niet opnieuw met Jeroen, niet opnieuw met een verkeersdeskundige, maar ditmaal met een planoloog en stedenbouwkundige: Anthony Wijnen, Horstenaar van geboorte, woonachtig in Hegelsom, opgeleid aan de Academie van Bouwkunst te Rotterdam, werkzaam bij de gemeente Uden. Bijna vier uur zwierven we vorige week zaterdag door het centrum van Horst. Veel gezien, veel geleerd. Onmogelijk samen te vatten in een paar honderd woorden. Toch een poging, en wel in een Horst-sweet-Horst top 5 van met Anthony Wijnen bekeken en besproken stedenbouwkundige situaties in Horst-centrum. Komt-ie:

5. Je kunt er dezer dagen niet omheen, wij dus ook niet: het Sint-Lambertusplein.
Anthony is er globaal gezien wel over te spreken. Het verdwijnen van de kiosk, enkele jaren geleden alweer, was een zegen, de verdwenen auto’s eveneens en dat de bomenrij aan de noordzijde niet langer evenwijdig loopt met de bebouwing, is een hele verbetering. Minpuntjes: de doeltjes (‘Als je toch iets wil, leg er dan een bal neer’), het bestratingspatroon en de bomenrij aan de kerkzijde, die van Anthony best een paar meter noordwaarts had mogen opschuiven. Verder lijken de plaats van de bomen en de verlichting niet op elkaar afgestemd.

4. Waar ik veelal geneigd ben bouwwerken afzonderlijk te beoordelen, heeft Anthony een bredere blik: past een gebouw in zijn omgeving of verstoort het het straatbeeld? Is er harmonie of oogt het als een samengeraapt zooitje? Op die manier kijkend naar gebouw Mooren is de conclusie onvermijdelijk dat het disharmonieert met zijn omgeving. Een fantastisch gebouw (vindt ook Anthony), maar op de verkeerde plaats geland.

3. Een recenter voorbeeld van een ontbrekende relatie met de omgeving waar Anthony me op wees, is de achterzijde van de nieuwgebouwde appartementen aan het Cuppenpedje:
Hoe het ook kan, is aan de voorzijde, de Hoofdstraatzijde, van diezelfde appartementen te zien: de nieuwbouw draagt bij aan het harmonische straatbeeld, van verstoring is hier geen sprake.
Al ligt het er ook aan vanuit welk standpunt je ernaar kijkt, merkte ik toen ik er later terugkeerde om foto’s te maken.

2. Anthony maakte me voorts duidelijk dat stedenbouwkundigen vaak op zoek zijn naar breuklijnen: plekken waar zaken met de rug ten opzichte van elkaar staan of waar de ene zone ineens overgaat in een andere. Die plekken markeren ontwikkelingen in een kern. Een mooi voorbeeld daarvan is te vinden aan de Hoofdstraat. Hoofdstraat, het woord zegt het al. En toch staat daar een woon-winkelcomplex dat z’n kont naar de straat heeft gekeerd en is georiënteerd op de achterliggende parkeerplaats.

1. Ook De Librije ontbeert samenhang met de omgeving, vindt Anthony. Het complex verstoort ook nog eens de hiërarchie: het stelt het naastgelegen gemeentehuis – wat hiërarchisch gezien toch boven alle andere gebouwen zou moeten uitsteken – bijna letterlijk in de schaduw.
Met de architectonische vormgeving op zichzelf is in zijn ogen dan weer niet zo heel veel mis. Hij is het met me eens dat een plat dak passender was geweest, maar platte daken zijn om de een of andere reden uit den boze in Horst (de beruchte ‘Horster maat’). Met mij verbaast hij zich er ook over dat de bibliotheek zo weinig zichtbaar is als gebruiker van het gebouw. En waarom wordt dat bordes niet benut?
 
Vat het voorgaande overigens niet te negatief op. Anthony: ‘Ik wil benadrukken dat ik waardering heb voor de inzet van gemeente en andere partijen voor het centrum. Er zit veel meer energie in dan een jaar of tien, vijftien geleden. Maar het kan denk ik ook geen kwaad om uit pure betrokkenheid vragen te blijven stellen.’