Eén van de dingen die ik heb opgestoken van de
dorpswandeling die ik onlangs maakte met stedenbouwkundige Anthony Wijnen (klik hier), is dat er een onderscheid bestaat tussen gebouwen en complexen. Kort
door de bocht geformuleerd zegt Anthony: een gebouw is een eenheid met een
eigen identiteit. Het heeft een min of meer logische, herkenbare structuur, te
vergelijken met een tekst die ook een bepaalde opbouw heeft. Een complex
ontbeert dit vaak: het is een samengesteld geheel, ingewikkeld, onontwarbaar. Dit
maakt het lastig er een betekenis aan te geven of er een eenheid met een eigen
identiteit in te herkennen.
Klinkt misschien wat abstract en theoretisch, maar enkele
Horster voorbeelden maken meteen duidelijk wat Anthony bedoelt. Zonder dat we
het er expliciet over hebben gehad, denk ik dat Anthony het voormalige
Sint-Antoniusziekenhuis (en latere Elzenhorst) ondanks z’n omvang een gebouw en
geen complex zou noemen: een eenheid met een herkenbare structuur, met kop en
staart. Het had niets te verbergen, het was wat het was.
Hoe anders is dan De Smidse. Typisch voorbeeld van een
complex, aldus Anthony. Hij illustreert dit aan de hand van het verschil tussen
voor- en achterzijde. Aan de zijde van het Wilhelminaplein lijken het door de pandsgewijze
indeling afzonderlijke gebouwen. Dat draagt zeker bij aan de sfeer op het plein,
maar tegelijkertijd is het ook slechts een decor. De grote bouwmassa wordt als
het ware verzacht door de gevelindeling aan de pleinzijde.
Aan de zijde van de achterliggende parkeerplaats, waar de
entree van de woningen ligt, onthult De Smidse volgens Anthony zijn ware aard.
Daar wordt de bouwmassa bepaald niet gemaskeerd. Daar zie je ook dat De Smidse
één groot bouwblok is, dat bovendien een schaalniveau groter is dan zijn
omgeving. Dit alles maakt het tot een lastig te duiden geheel, waaraan moeilijk
een identiteit valt af te lezen.
De Librije daarentegen heeft wel een eigen identiteit, vindt
Anthony: ‘Een stoer gebouw dat veel eenduidiger en herkenbaarder is.’ Wat niet
wegneemt dat hij ook bij De Librije wel enkele vragen heeft. Zo mist hij een
duidelijke voor- en achterkant. Of probeer de ingang eens te vinden. Verder
begrijpt hij de tuin op het noorden niet helemaal. En ook voor De Librije geldt
dat Anthony het qua schaal niet echt vindt passen in zijn omgeving.
Misschien allemaal geen wereldschokkende bevindingen, maar
ik herhaal: toch goed dat iemand je eens met de neus op de feiten drukt, toch
goed dat iemand je eens met andere ogen laat kijken naar de omgeving waarin je
dagelijks verkeert.
Toen dit stukje klaar
was, stuurde ik het naar Anthony met de vraag of hij er zich mee kon verenigen.
Ik kreeg een heel epistel terug. Dat sloot hij af met de opmerking ‘Wim, ik
weid nogal uit, maar hoop dat je hier één of twee zinnen uit kan halen, ha ha’. Maar ik zou het zonde vinden er één of
twee zinnen uit te halen. De reactie van Anthony biedt namelijk een prachtig
inkijkje in de denkwereld van een stedenbouwkundige, ook nog gelardeerd met
Horster voorbeelden. Zie dit stukje daarom als mijn interpretatie van wat
Anthony over complexen en gebouwen te zeggen heeft. In Intermezzo – Complexen
en gebouwen (2) (klik hier) nuanceert en verdiept Anthony dit stukje vervolgens
in eigen woorden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten