Toch maar eens vaker verslag gaan doen van wandelingen met anderen. Ook als
zo’n ander nét aan de verkeerde kant van de provincie- en gemeentegrens woont. Zoals
Dirk Verberne. Vorige week zondag wandelde ik met de beeldend kunstenaar (klik hier) door
de Deurnese Peel. Dirk (39) woont al zijn hele leven in Helenaveen, de laatste elf
jaar in een voormalig Peelwerkershuisje aan de Soemeersingel, de doorgaande weg
tussen Helenaveen en Griendtsveen.
Dirk maakt zich zorgen. Over de Peel. Zíjn Peel, de Deurnese Peel, die hem
sinds zijn geboorte omringt, waarvan hij elke betreedbare vierkante centimeter
heeft betreden. Hij gunt iedereen zijn of haar verre vakanties, maar hij komt
zelf niet veel verder dan Frankrijk. En zelfs dat had van hem niet per se
gehoeven: hij heeft genoeg aan de Peel, in zijn eigen achtertuin. Wat hij het
liefste doet? ‘Door de Peel struinen’ – ik zou het
schûpe noemen.
Maar die Peel staat in brand. Niet letterlijk, zoals in het voorjaar van 2020,
wel figuurlijk, ook al mag ‘vernatting’ dan het doel zijn van de herinrichting
van de Deurnese Peel die sinds vorig jaar gaande is. ‘Project Leegveld’ noemen
Staatbosbeheer en Waterschap Aan en Maas het. Doel: het natter maken van het
gebied om het hoogveenlandschap in stand te houden. Enkele getallen om de
omvang van het project te illustreren: het gaat om circa duizend hectare, er
worden kades aangelegd met een totale lengte van veertig kilometer, sloten en
greppels met een totale lengte van eveneens veertig kilometer worden gedempt,
er komen 45 stuwen.
De Peel hóórt desolaat te ogen. Maar zo desolaat als nu heb ik de Peel nog
nooit gezien. Wat meer zegt: Dirk evenmin. We betreden de Deurnese Peel op het
punt waar de Soemeersingel overgaat in de Helenaveenseweg, precies op de grens
van de gemeenten Horst aan de Maas en Deurne. Zover het oog reikt is bijna alle
vegetatie verwijderd. Wijken, de zijkanalen die zijn gegraven voor de afvoer
van gewonnen turf, liggen vol met gekapte berken of zijn dichtgestort met zand.
Overal sporen van rupsbanden. Brede paden zijn aangelegd om gigantische
machines toegang te verschaffen.
‘Kijk daar,’ wijst Dirk, ‘dat was tot een paar maanden geleden een bosperceel.’
Nu resteren alleen nog wat stammetjes, allemaal op dezelfde hoogte afgezaagd.
Dirk heeft er een hard hoofd in of de specht zich hier nog zal vertonen. Hij
weet, zeker na de brand van 2020, dat de natuur zich snel herstelt. Toch heeft
hij grote vraagtekens bij deze gigantische operatie. Hij hekelt de
tekentafelwijsheden, de financiële belangen die ermee gemoeid zijn, de alom
aanwezige prikkeldraad, de vernietiging van historische landschapselementen
zoals de wijken, de veronachtzaming van natuurlijke hoogteverschillen in het
gebied, het telkens wijzigen van de plannen zonder dat de dorpsbewoners daarvan
op de hoogte worden gesteld – laat staan dat ze erin worden gekend. ‘Alles moet
kapot.’ De grote gum noemt hij het: ‘De grote gum die alles aantast wat mijn
dorp zo eigen maakt, waarom ik er zo graag woon.’
We zijn inmiddels weer bebouwd gebied genaderd. Zelfs hier worden historische
landschapselementen zoals een productiebos met Ardense trekjes, smalle kanaaltjes
en sfeervolle lanen in hun voortbestaan bedreigd.
Waarom toch, vraagt Dirk zich af. Waarom toch, vraag ik me af.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten