En toen, toen veranderde Meterik anderhalf uur lang in Pionki. Zomaar op een
ijskoude woensdagmiddag in januari. Eén uur en zes minuten lang, niet meer en
niet minder. Pionki is een plaats in Polen met ruim twintigduizend inwoners,
honderd kilometer ten zuiden van Warschau, twaalfhonderd kilometer ten oosten
van Meterik. Ik was nog nooit in Pionki geweest, had er zelfs nog nooit van
gehoord. Maar woensdagmiddag waande ik me tussen 15.00 uur en 16.06 uur in
Pionki. Pionki, in weiter Ferne, so nah.
Pionki is de geboorteplaats van Agata Siwek. Ze woonde er totdat ze op haar
twaalfde verhuisde naar Kraków. Agata (49) is kunstenaar en woont nu in
Evertsoord. Zij gidst me woensdagmiddag door het Pionki van eind jaren
zeventig, begin jaren tachtig.
Startpunt van de rondleiding is het hotel waar Agata de eerste twee jaar van
haar leven doorbracht.
In Hotel Moskwa waren medewerkers van Pronit ondergebracht. Pronit was een
chemische fabriek waar zo ongeveer de hele beroepsbevolking van Pionki werkzaam
was. Agata’s vader werkte er als scheikundige, haar moeder was er in dienst als
advocaat.
Een klein eindje verderop ligt het cultuurhuis en daar tegenover de sporthal.
In het cultuurhuis bracht Agata vele uren door met tekenen, schilderen, dansen
en andere creatieve uitingen, aangemoedigd door toegewijde, stimulerende en
zorgzame docenten. Agata krijgt tranen in haar ogen als ze eraan terugdenkt.
Een heel eind verderop, aan de rand van de stad en deels verscholen tussen de
bossen, ligt het immense, volledig omheinde complex van Pronit, alleen
toegankelijk voor medewerkers.
Daarnaast de kantine, waar Agata slechts zelden kwam. In tegenstelling tot haar
broer, die verzot was op de gehaktballen die er werden geserveerd.
We lopen verder door de stad en zien rechts in de verte de bioscoop liggen. De
eerste film die Agata er als 7-jarige samen met haar vader zag, was
The Swarm, een
Amerikaanse horrorfilm met een hoofdrol voor bijen. ‘En toch ben ik hobbyimker
geworden.’
In de buurt van de bioscoop ligt het kantoor waar Agata’s moeder werkte. Agata
kwam er vaak, niemand die er aanstoot aan nam dat er kinderen rondliepen. Dan
komen we bij haar lagere school, school Nummer 4. Ook daaraan heeft Agata
louter aangename herinneringen. Een paar straten verder: het appartementencomplex
waar ze van haar tweede tot haar twaalfde woonde. Wetenschappers, zoals Agata’s
vader, kregen een appartement met één extra kamer. Het feit dat haar vader directeur
was van het wetenschappelijk instituut voor kunstleer betekende ook dat
het gezin beschikte over een telefoon.
En verder gaat het: langs het sportcomplex, met daarachter de kerk, de woning
van haar oma, de volkstuin. Agata vertelt, vertelt en vertelt. En pinkt
regelmatig een traan weg. Het zijn bitterzoete tranen: het was daar zó mooi, zó
vredig, zó harmonieus. Totdat haar ouders besloten te verhuizen naar Kraków,
tweehonderd kilometer naar het zuiden. Vader en moeder Siwek waren ervan
overtuigd dat in Kraków meer toekomstmogelijkheden lagen voor Agata en haar
broer. Wat ook wel zo was. Toch voelde het voor Agata alsof ze werd verstoten
uit het paradijs.
Het beeld dat Agata in die één uur en zes minuten heeft geschetst van het
Pionki van haar jeugd contrasteert sterk met het beeld dat ik tot vandaag had
van een industriestadje in Polen onder het communistische regime. Mijn beeld: grauw,
geen zon, sombere mensen, nooit lachen, drillen, een angstcultuur, overal
verraders. Agata’s Pionki: zon, solidariteit, geen verraders, kunst en cultuur
op een voetstuk,
laissez faire, laissez passer. Ik wil naar Pionki.
Pionki
mon amour.
Dit was aflevering 17 van Wandelgang
, een serie wandelingen in de
kerstvakantie met Horst-sweet-Horst. Klik hier voor een toelichting op deze
reeks. Wil je ook een keer meewandelen met Horst-sweet-Horst? Dan ben je te
laat: helemaal volgeboekt!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten