zaterdag 8 januari 2022

Intermezzo – Wandelgang (17) | Agata Siwek

En toen, toen veranderde Meterik anderhalf uur lang in Pionki. Zomaar op een ijskoude woensdagmiddag in januari. Eén uur en zes minuten lang, niet meer en niet minder. Pionki is een plaats in Polen met ruim twintigduizend inwoners, honderd kilometer ten zuiden van Warschau, twaalfhonderd kilometer ten oosten van Meterik. Ik was nog nooit in Pionki geweest, had er zelfs nog nooit van gehoord. Maar woensdagmiddag waande ik me tussen 15.00 uur en 16.06 uur in Pionki. Pionki, in weiter Ferne, so nah.


Pionki is de geboorteplaats van Agata Siwek. Ze woonde er totdat ze op haar twaalfde verhuisde naar Kraków. Agata (49) is kunstenaar en woont nu in Evertsoord. Zij gidst me woensdagmiddag door het Pionki van eind jaren zeventig, begin jaren tachtig.


Startpunt van de rondleiding is het hotel waar Agata de eerste twee jaar van haar leven doorbracht.


In Hotel Moskwa waren medewerkers van Pronit ondergebracht. Pronit was een chemische fabriek waar zo ongeveer de hele beroepsbevolking van Pionki werkzaam was. Agata’s vader werkte er als scheikundige, haar moeder was er in dienst als advocaat.


Een klein eindje verderop ligt het cultuurhuis en daar tegenover de sporthal.


In het cultuurhuis bracht Agata vele uren door met tekenen, schilderen, dansen en andere creatieve uitingen, aangemoedigd door toegewijde, stimulerende en zorgzame docenten. Agata krijgt tranen in haar ogen als ze eraan terugdenkt.


Een heel eind verderop, aan de rand van de stad en deels verscholen tussen de bossen, ligt het immense, volledig omheinde complex van Pronit, alleen toegankelijk voor medewerkers.


Daarnaast de kantine, waar Agata slechts zelden kwam. In tegenstelling tot haar broer, die verzot was op de gehaktballen die er werden geserveerd.


We lopen verder door de stad en zien rechts in de verte de bioscoop liggen. De eerste film die Agata er als 7-jarige samen met haar vader zag, was The Swarm, een Amerikaanse horrorfilm met een hoofdrol voor bijen. ‘En toch ben ik hobbyimker geworden.’ 


In de buurt van de bioscoop ligt het kantoor waar Agata’s moeder werkte. Agata kwam er vaak, niemand die er aanstoot aan nam dat er kinderen rondliepen. Dan komen we bij haar lagere school, school Nummer 4. Ook daaraan heeft Agata louter aangename herinneringen. Een paar straten verder: het appartementencomplex waar ze van haar tweede tot haar twaalfde woonde. Wetenschappers, zoals Agata’s vader, kregen een appartement met één extra kamer. Het feit dat haar vader directeur was van het wetenschappelijk instituut voor kunstleer betekende ook dat het gezin beschikte over een telefoon.


En verder gaat het: langs het sportcomplex, met daarachter de kerk, de woning van haar oma, de volkstuin. Agata vertelt, vertelt en vertelt. En pinkt regelmatig een traan weg. Het zijn bitterzoete tranen: het was daar zó mooi, zó vredig, zó harmonieus. Totdat haar ouders besloten te verhuizen naar Kraków, tweehonderd kilometer naar het zuiden. Vader en moeder Siwek waren ervan overtuigd dat in Kraków meer toekomstmogelijkheden lagen voor Agata en haar broer. Wat ook wel zo was. Toch voelde het voor Agata alsof ze werd verstoten uit het paradijs.


Het beeld dat Agata in die één uur en zes minuten heeft geschetst van het Pionki van haar jeugd contrasteert sterk met het beeld dat ik tot vandaag had van een industriestadje in Polen onder het communistische regime. Mijn beeld: grauw, geen zon, sombere mensen, nooit lachen, drillen, een angstcultuur, overal verraders. Agata’s Pionki: zon, solidariteit, geen verraders, kunst en cultuur op een voetstuk, laissez faire, laissez passer. Ik wil naar Pionki. Pionki mon amour.


Dit was aflevering 17 van
Wandelgang, een serie wandelingen in de kerstvakantie met Horst-sweet-Horst. Klik hier voor een toelichting op deze reeks. Wil je ook een keer meewandelen met Horst-sweet-Horst? Dan ben je te laat: helemaal volgeboekt!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten