Op zaterdag 13 december van het afgelopen jaar wandelde ik
met stedenbouwkundige en planoloog Anthony Wijnen door het centrum van Horst
(klik hier). Een van de dingen die me daarvan is bijgebleven, is het
onderscheid dat hij maakte tussen gebouwen en complexen. Aan dat verschil –
enigszins gechargeerd: een verschil tussen goed en slecht – wijdde ik op 12
januari van dit jaar twee afzonderlijke stukjes (klik hier en hier). Die waren
vooral gebaseerd op een intensieve e-mailwisseling. Met een vaste rolverdeling:
Anthony de bevlogen, enthousiaste onderwijzer die desnoods op z’n hurken ging
zitten om mij, de geïnteresseerde, vragenstellende leerling, uit te leggen hoe
het nu precies allemaal zat.
In een van die e-mails refereerde Anthony aan het naar
schatting vijf à tien jaar geleden gebouwde appartementencomplex op de hoek
Westsingel-Waterstraat in Horst. Inderdaad een complex, in de visie van
Anthony. Ter illustratie van het niveauverschil tussen mij en hem is het
misschien aardig hier eerst mijn gedachten over het complex weer te geven en
daarna de visie van Anthony.
Tekenend is misschien dat ik waarschijnlijk nooit een woord
aan het complex had gewijd als Anthony er niet over was begonnen. Het was me eerder
ook nooit opgevallen: ik wist dat het er stond, maar daar was ook alles mee
gezegd. Mijn lekenoordeel, nadat ik het wat beter in me had opgenomen: een
lelijk complex, even non-descript, saai en fantasieloos als zoveel andere appartementencomplexen
in Horst aan de Maas. Waarom die stijlverschillen die de gevel aan de
Westsingel tot een allegaartje maken? En waarom die Franse balkons, waarvan je
van tevoren al kunt voorspellen dat de bewoners ze niet gaan gebruiken zoals de
architect zou wensen dat ze ze gaan gebruiken?
U merkt: ik ben de mooi-lelijk-fase nog nauwelijks ontstegen,
vel een niet beargumenteerd, op emoties gestoeld oordeel en kom in feite niet
verder dan het stellen van enkele vragen.
Nee, dan Anthony! In een e-mail van 4 januari:
‘Een voorbeeld waar ik vandaag langs reed was het complex op de hoek van de Waterstraat en de Westsingel. Het markeert de hoek van een straat met een toren maar die is omgelegd en op dit punt afgesloten met paaltjes. Het gebouw wil in zijn stijl iets herkenbaars huiselijks uitstralen, rode baksteen en puntdak. Aan de zijde van de Westsingel vormt het gebouw dan weer een wand. Dit sluit dan weer totaal niet aan bij de opzet van het open groen met de flats aan de Zwaluwstraat. Ook qua hoogte wil het niet vlotten. Het wil wel de plek of de straat met een toren en een wand markeren, maar mag ook niet te hoog zijn. De logica is niet echt aanwezig en de structuur en opzet leunt op niet twee maar drie benen. En zit de ingang wel op een logische plaats? Voor mij een wezensvreemd gebouw als je kijkt naar de omgeving.’
Het enige dat je er misschien op kunt aanmerken is dat hij
drie keer ‘gebouw’ zegt waar hij waarschijnlijk ‘complex’ bedoelde. Maar
verder: vakkundig en beargumenteerd afgeserveerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten