zaterdag 15 augustus 2020

Intermezzo – Arbeidsmigranten

‘Limburg wil Polen juist niet kwijt’, luidde de kop boven een artikel in de Volkskrant van 4 juni 2011. Horst aan de Maas speelde daarin een hoofdrol: ‘Koploper bij het verleiden van arbeidsmigranten is fusiegemeente Horst aan de Maas, die van plan is huizen die al lang te koop staan op te kopen en te verhuren aan Oost-Europeanen. De woningcorporatie draagt bovendien bij in de kosten voor een taalcursus Nederlands voor Poolse huurders.’ Martin Delhij, toenmalig teamleider van Wonen Limburg in Horst: ‘Het scheiden van werk en wonen is belangrijk om ze te laten blijven. De navelstreng met de werkgever moet worden doorgeknipt. Wonen is in onze opvatting ook deelnemen aan de samenleving, meedoen. Voor ons is de Pool een gast en geen last’. Toenmalig burgemeester Kees van Rooij: ‘We hebben ze keihard nodig om ons welvaartsniveau op peil te houden.’


Hoe staan de zaken een kleine tien jaar later? Polen en andere Oost-Europeanen zijn nog altijd nodig om ons welvaartsniveau op peil te houden. Maar leegstaande huizen opkopen en aan Oost-Europeanen verhuren? Scheiden van wonen en werk? Taalcursussen? Deelnemen aan de samenleving? Mooie woorden die stuk voor stuk niet zijn waargemaakt.


De praktijk is nog altijd dat arbeidsmigranten een speelbal zijn van hun werkgever. Werken onder mensonwaardige omstandigheden, veel te lange dagen moeten maken en geen toeslagen ontvangen voor overwerk en werk op onregelmatige tijden zijn nog altijd schering en inslag. Ziek of slachtoffer van een arbeidsongeval? De werkgever probeert zich zo snel mogelijk te ontdoen van zijn werknemer.


De almacht van de werkgever wordt nog vergroot door het feit dat hij doorgaans nog steeds de huisvester is van zijn personeel. Ongestraft kan hij woekerprijzen vragen voor het recht op een bed en voor het gebruikmaken van een wasmachine en andere faciliteiten. Werknemers delen veelal een kamer. Van privacy is geen moment sprake, ook al vanwege het alomtegenwoordige cameratoezicht. Taalcursussen en integreren zijn niet in het belang van de werkgever, dus waarom zou hij daarin investeren? Bovendien: waar zouden zijn werknemers de tijd en de energie vandaan moeten halen om na al dat werken ook nog eens een nieuwe taal te leren en te integreren?    


Wie bijvoorbeeld z’n Facebookposts van de afgelopen maanden volgt, weet dat verantwoordelijk wethouder Roy Bouten (PvdA) barst van de ambities wat betreft arbeidsmigranten. Wat zou het mooi zijn als hem gaat lukken waarin al zijn voorgangers de afgelopen 25 jaar faalden.


Wat niet bij voorbaat optimistisch stemt, is hoe de wethouder een misstand denkt aan te pakken waarop hij onlangs stuitte (klik hier): de schuilplekken in deze gemeente – ‘van bepaalde stukken bos tot een lege champignonkelder’ – waar dakloze arbeidsmigranten onder mensonterende omstandigheden verblijven. De wethouder ziet het als opdracht voor de gemeente het Rijk te blijven aansporen om toezicht te houden op naleving van de huisvestingsplicht (de plicht van een werkgever om een arbeidsmigrant nog twee weken na ontslag huisvesting aan te bieden). Dat duidt op een wel héél magere ambitie. Het is immers de gemeente die telkenmale vergunning verleent voor het bouwen van al dan niet grootschalige huisvesting voor arbeidsmigranten door werkgevers. Dat feit alleen al maakt de gemeente medeverantwoordelijk.


Waarom neemt de gemeente bijvoorbeeld niet de huisvestingsplicht over zo lang werkgevers blijven verzaken en het Rijk niet kan of wil toezien op die plicht? Is dat niet het minste wat we kunnen doen voor mensen die keihard nodig zijn om ons welvaartsniveau op peil te houden?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten