25 december
Frank: ‘Ik meld me aan.’
30 december
Frank: ‘Ik heb iets speciaals
bedacht voor de wandeling.’
Ik: ‘Benieuwd!!! Op nieuwjaarsdag zou kunnen.’
Frank: ‘1-1 is wel een mooie dag voor een wandeling.’
1 januari
Ik: ‘Hoe laat wil je gaan wandelen? En waar spreken we af?’
Frank: ‘Agata vraagt of we bij haar een nieuwjaarsborrel komen drinken. Van 2
tot 4 wandelen en om 4 uur bij Agata?’
Ik: ‘Strak plan! Maar waar wil je wandelen?’
Frank: ‘Bij Aagje achter het Haagje? Rondje Evertsoord.’
Ik: ‘Is goed. Is dat het speciale dat je had bedacht voor de wandeling?’
Frank: ‘Nee. En dat speciale is nou ook niet zo speciaal dat je het speciaal
mag noemen. Het is eerder het tegenovergestelde van speciaal. Waar vertrekken
we?’
Ik: ‘In Evertsoord dacht ik?’
Frank: ‘Waar precies? Evertsoord is groot!’
Ik: ‘Ik dacht bij Agata, maar we kunnen ook bij de kerk afspreken.’
Frank: ‘Ok. Misschien kun je je stukje van tevoren schrijven, dan hebben we een
scenario.’
Frank Schijven (64) is kunstenaar (maar dat had u waarschijnlijk al gedacht),
woont in Melderslo en is deeltijd-Spanjaard in de dop. We kennen elkaar (maar
dat had u waarschijnlijk al gedacht).
Frank wil ook een foto maken en komt tot de ontdekking dat hij z’n telefoon in de auto heeft laten liggen. Hij wil terug, ondanks mijn tegenwerping dat je als dief wel gek zou zijn om een telefoon uit een auto te stelen onder het oog van de talloze bewakingscamera’s van een gevangenis. We wandelen terug. Deel 1 van de wandeling zit erop.
Ik begin te lachen.
Frank blijft fluiten.
Ik blijf lachen.
Frank stopt met fluiten.
Is het niet zo dat dat lachen ophoudt bij droevige deuntjes, vraag ik.
Frank zegt dat je ook van droevige deuntjes vrolijk wordt.
Frank begint een droevig deuntje te fluiten.
Ik moet lachen.
Frank vraagt me om ook te fluiten.
Ik wil niet.
‘Ah, kom op!’
Ik fluit iets.
Frank begint te lachen.
Ik begin ook te lachen.
Frank geeft me complimentjes over mijn fluiten. Hij hoort er iets Oostenrijks in.
Dat ook nog.
‘Zullen we nu samen fluiten?’
Nee, dat wil ik niet.
‘Ah, kom op.’
Waar ik ook kijk: geen andere wandelaars te bekennen. ‘Oké dan.’
(klik op pijl om filmpje te starten; afspelen met geluid)
Fluitend lopen we terug naar de auto. Althans zo lang we buiten het gehoor van anderen blijven. Díe schaamte ben ik nog niet voorbij.
Ik moet meteen aan Mart Wismans denken, die herinner ik me ook zo: handen op de rug en fluitend wandelen.
BeantwoordenVerwijderenIk had precies hetzelfde! Heb ik ook meteen tegen Frank gezegd (die Mart Wismans überhauot niet heeft gekend overigens).
BeantwoordenVerwijderen